ij waar of valsch was. Kon
sir Edward Munro, na zulke nauwkeurige bijzonderheden nog twijfelen
en moest hij het niet eindelijk opgeven zich op den opstandeling van
1857 te wreken?
Men zal er later zelf over oordeelen.
Zie hier wat er sedert den nacht van den 7n op den 8n Maart gebeurd
was, waarin Nana Sahib, vergezeld van zijn broeder Balao Rao,
begeleid door zijn getrouwste krijgskameraden en gevolgd door den
Hindoe Kalagani, de grotten van Adjuntah verlaten had.
Zestig uren later bereikte de nabob de nauwe bergpassen van Sautpourra,
na de Tapi te zijn overgestoken, die zich op de westkust van het
schiereiland bij Surati in zee werpt. Hij bevond zich toen op honderd
duizend mijlen van Adjuntah, in een weinig bezocht gedeelte der
provincie, hetgeen hem voor het oogenblik eenige zekerheid verschafte.
De plaats was goed gekozen.
De Sautpourrabergen, van middelmatige hoogte, beheerschen ten zuiden
het dal der Nerbudda, waarvan de noordelijke grens bekroond wordt door
de Vindhyabergen. Deze twee bergketens, bijna evenwijdig met elkander
loopende, vertakken zich wederzijds en vormen in dit bergachtige
land moeielijk te ontdekken schuilhoeken. Doch terwijl de Vindhyas
op de hoogte van den drie en twintigsten breedtegraad Indie bijna
geheel van het westen naar het oosten doorsnijden, en zij een der
groote zijden van den centralen driehoek van het schiereiland vormen,
zoo is dit niet het geval met de Sautpourrabergen, die den vijf en
zeventigsten lengtegraad niet overschrijden en er zich met den berg
Kaligong vereenigen.
Daar bevond Nana Sahib zich bij den toegang tot het land der Gounds,
geduchte stammen van die volkeren van oud ras, die slechts ten halve
ten onder gebracht waren en die hij tot den opstand wilde aanzetten.
Het land van Goudwana, waarvan Rousselet de bewoners als oorspronkelijk
beschouwt en waar de kiemen van den opstand altijd gereed zijn zich
te ontwikkelen, bestaat uit een grondgebied van twee honderd vierkante
mijlen en een bevolking van meer dan drie millioen inwoners. Het maakt
een belangrijk gedeelte van Hindostan uit en verkeert eigenlijk slechts
in naam onder Engelsch beheer. Wel loopt de spoorweg van Bombay naar
Allahabad van het zuidwesten naar het noordoosten dwars door dit land
en geeft zelfs een tak naar het midden af van de provincie van Nagpore,
maar de stammen zijn woest gebleven, wars van alle beschaving, onwillig
zich aan de Europeanen te onderwerpen, in een woord, zeer moeieli
|