ngspomp der machine lieten niet toe dat wij voor den volgenden
morgen vertrokken.
Er bleef mij dus nog een halve dag over. Ik meende hem niet beter te
kunnen besteden dan met het bezoeken van Lucknow. Het plan van Banks
was niet door deze stad te gaan, alwaar kolonel Munro zich wederom op
een der voornaamste tooneelen van den oorlog bevonden zou hebben. Hij
had gelijk. Ook dat waren al te pijnlijke herinneringen voor hem.
Na dus te twaalf uur het Stoomhuis verlaten te hebben, bereisde ik
het kleine eindje spoorweg, dat Cawnpore met Lucknow verbindt. De
afstand bedraagt geen twintig mijlen en ik kwam binnen twee uren
in de belangrijke hoofdstad van het Koninkrijk Oude aan, waarvan ik
slechts een oppervlakkig overzicht wilde nemen, niets meer dan wat
men een indruk noemt.
Ik moest overigens de waarheid erkennen van hetgeen ik had hooren
zeggen van de monumenten te Lucknow, gebouwd onder de regeering der
muzelmansche keizers in de XVIIe eeuw.
Het was een Franschman, een inwoner van Lyon, Martin genaamd, een
eenvoudig soldaat uit het leger van Lally-Tollendal, die, in 1730,
de gunsteling van den koning geworden, de schepper, de bestuurder, men
zou kunnen zeggen de bouwmeester werd van die alom geroemde wonderen
van het Koninkrijk Oude. De officieele residentie der vorsten, de
Kaiserbagh, een vreemde verzameling van alle bouwstijlen, die in
de verbeelding van een korporaal konden opkomen, is slechts een zeer
oppervlakkig werk. Niets inwendig, alles uitwendig, maar dat uitwendige
is tegelijk Hindoesch, Chineesch, Moorsch en.... Europeesch. Het is
hetzelfde geval met een ander, kleiner paleis, Farid Bakch, dat ook
het werk van Martin is. Wat de Imambara betreft, gebouwd midden in
de vesting door Kaifiatoulla, den eerste bouwkundige van Indie in
de XVIIe eeuw, dat is werkelijk een prachtig monument en brengt
een grootsche uitwerking teweeg, met de duizend klokjes, die de
tusschenwanden overdekken.
Ik kon Lucknow niet verlaten zonder het paleis Konstantijn te bezoeken,
dat ook het persoonlijk gewrocht is van den Franschen korporaal en den
naam draagt van paleis de la Martiniere. Ik wilde ook nog den naburigen
tuin zien, den Secunder Bagh, waar de Sipayers, die, alvorens de stad
te verlaten, het graf van den nederigen soldaat geschonden hadden,
bij honderden vermoord werden.
Wij moeten hier nog bijvoegen, dat de naam van Martin niet de
eenige Fransche naam is, die te Lucknow in eere wordt gehouden. Een
oude onderoff
|