ij. "Het onweer is op punt van los te
barsten, de nacht komt, het wordt steeds donkerder. Jagers gaan altijd
verder dan ze beloven en zelfs verder dan ze zelven willen. Hoe zullen
ze den weg in die diepe duisternis vinden?"
"Die dwazen!" zeide Banks. "'t Is onmogelijk geweest ze reden te doen
verstaan! Zeer zeker zouden ze beter gedaan hebben niet te vertrekken!"
"'t Is waar, Banks, maar ze zijn nu eenmaal vertrokken," antwoordde
kolonel Munro, "en we moeten al 't mogelijke doen om ze te vinden."
"Is er geen middel hun de plaats te doen kennen waar we zijn?" vroeg
ik den ingenieur.
"Jawel," antwoordde Banks, "door onze electrische vuren te ontsteken,
die een groot lichtvermogen bezitten en van zeer ver gezien worden. 'k
Ga den stroom stellen."
"Uitmuntend idee, Banks."
"Wilt u dat ik er op uit ga om kapitein Hod op te zoeken?" vroeg
de sergeant.
"Neen, mijn oude Neil," antwoordde kolonel Munro, "je zoudt hem toch
niet vinden en ook verdwalen."
Banks haastte zich nu om gebruik te maken van de vuren waarover hij
beschikte. De elementen der kolom werden in werking gesteld, de stroom
geleid en al spoedig wierpen de twee oogen van den IJzeren Reus,
als twee electrische seinvuren hun schitterenden lichtbundel onder
en door het sombere bladerengewelf der vijgeboomen. Zeker is het,
dat dit licht in den donkeren nacht van zeer ver moest gezien worden
en onze jagers tot gids kon verstrekken.
Op dit oogenblik barstte er een soort van orkaan van ongekende
hevigheid los. Hij verscheurde de takken der boomen, richtte zich
schuins naar den bodem en floot door de dunne zuilen der vijgeboomen,
alsof hij door de welluidende pijpen van een kabinetorgel gesuisd had.
In een oogenblik werd de weg als bezaaid met een stortvloed van
losgerukte takken en bladeren. Deze aanhoudende regen van met kracht
op het dak van het stoomhuis neergeworpen boomloof, veroorzaakte een
geluid als van aanhoudenden donder.
Wij moesten de wijk nemen naar het salon en al de vensters sluiten. Er
viel nog geen regen.
"'t Schijnt een soort van "tofan" te zijn," zei Banks.
De Hindoes geven dezen naam gewoonlijk aan de woeste en plotseling
opkomende orkanen, die meer in het bijzonder de bergachtige streken
verwoesten en zeer in het land geducht zijn.
"Storr!" riep Banks den machinist toe, "heb je de schietgaten van
het torentje zorgvuldig gesloten?"
"Ja, mijnheer Banks," antwoordde de machinist. "Van dien kant is er
niets te vreezen."
|