ng
niet gelukkig: daar kwam een vriend van sir Edward Munro om het leven,
de kolonel van het 93e regiment Schotten, dat zich in het gevecht van
den 14n April bij de twee belegeringen van Lucknow onderscheiden had.
Met het oog op de gansche inrichting van dit grondgebied, kon geen
ander gunstiger geweest zijn voor onzen trein. Fraaie, effen wegen,
gemakkelijk over te steken stroomen tusschen de twee belangrijker
slagaderen die van het noorden komen, alles bracht mede dit gedeelte
van ons reisplan gemakkelijk te maken. Er bleef ons slechts nog
eenige honderden kilometers te doorloopen over, alvorens de eerste
verheffing van den bodem te gevoelen, die de vlakte met de bergen
van Nepaul verbindt.
Alleen slechts moest nu ernstig rekening gehouden worden met het
regenseizoen. De regentijd doet zich heviger in de kuststreek gevoelen
dan binnen in het schiereiland en duurt ook wat langer. De reden
hiervan is dat de wolken zich ontlasten alvorens het midden van Indie
te bereiken, doch behalve dat veranderen zij eenigszins van richting
door den slagboom der hooge bergen. Op de kust van Malabar begint de
moesson in de maand Mei; in de centrale en noordelijke provincien,
doet hij zich slechts eenige weken later gevoelen, in de maand Juni.
Nu bevonden wij ons juist in Juni en in deze bijzondere, doch vooruit
geziene omstandigheden zou onze reis voortgezet worden.
Alvorens evenwel met de mededeeling onzer lotgevallen verder te gaan,
moet ik zeggen dat het met onzen braven Goumi, zoo ongelukkig door den
bliksem ontwapend, den volgenden dag reeds beter ging. De verlamming
van zijn linkerbeen was slechts tijdelijk. Hij hield er niets uit over,
maar scheen toch eenigen wrok tegen het hemelvuur te koesteren.
Op de twee dagen van den 6n en 7n Juni, had kapitein Hod met behulp
van Phann en Black gelukkige jacht. Hij kon toch een paar antilopen,
hier "nilgaus" genaamd, schieten. Dit zijn de blauwe ossen der
Hindoes, die men juister herten zou moeten noemen, omdat zij meer
op herten dan op de stamgenooten van den god Apis gelijken. Men zou
ze zelfs parelgrijze herten kunnen noemen en hunne kleur herinnert
voorzeker meer aan de kleur van een stormachtige lucht dan aan die
van een azuurblauwen hemel. Men verzekert evenwel, dat bij eenigen
dezer prachtige dieren met kleine, scherpe en rechte horens, langen
en een weinig gewelfden kop, het haar bijna blauw wordt,--een kleur
die de natuur den viervoetigen dieren standvastig schijnt gewei
|