icier van de Afrikaansche jagers, Duprat genaamd,
onderscheidde zich zoodanig door zijne dapperheid tijdens het
tijdperk van den opstand, dat de opstandelingen hem aanboden zich
aan hun hoofd te plaatsen. Duprat was te edel om dit aanbod aan te
nemen, niettegenstaande de rijkdommen, die hem werden toegezegd,
niettegenstaande de bedreigingen, die hem naar 't hoofd werden
geslingerd. Hij bleef den Engelschen getrouw. Maar, bijzonder
blootgesteld aan de schoten der Sipayers, die geen verrader van hem
hadden kunnen maken, werd hij gedood in een ontmoeting. "Ongeloovige
hond," hadden de opstandelingen gezegd, "we zullen je toch hebben,
al wilde je niet!" Zij hadden hem, dood.
Beide deze Fransche soldaten werden bloedig gewroken. De Sipayers,
die het graf van den een geschonden en het graf voor den ander gegraven
hadden, werden zonder mededoogen vermoord.
Eindelijk, na de prachtige parken bewonderd te hebben, die deze groote
stad van vijfhonderd duizend inwoners als een krans van groen en
bloemen omgeven, na op den rug van een olifant de voornaamste straten
en haar heerlijken boulevard van Hazrat Gaudj doorloopen te hebben,
kwam ik dienzelfden avond met den trein te Cawnpore terug.
Den volgenden dag, 31 Mei, begaven wij ons in den vroegen morgen
op weg.
"Eindelijk," riep kapitein Hod uit, "is het dan toch uit met al die
steden, die me mooi beginnen te vervelen!"
"Ja, 't is gedaan, Hod," antwoordde Banks, "en nu gaan we rechtstreeks
op weg naar het noorden, om bijna in rechte lijn den voet van het
Himalaya-gebergte te bereiken."
"Bravo!" hernam de kapitein. "Wat ik bij uitnemendheid Indie noem,
dat zijn niet de provincien met steden bezaaid of met Hindoes bevolkt,
dat is het land waar mijne vrienden de olifanten, de leeuwen, de
tijgers, de panters, de luipaarden, de beren, de buffels, de slangen
in vrijheid leven! Daar is het eenige werkelijk bewoonbare gedeelte
van het schiereiland! Als je dat ziet, Maucler, zullen de wonderen
van de vallei van den Ganges je niet berouwen!"
"'k Zal in uw gezelschap nergens berouw over hebben, mijn waarde
kapitein," antwoordde ik.
"En toch," zeide Banks, "zijn er in het noordwesten nog andere zeer
belangrijke steden, Delhi, Agra, Lahore."
"Wel, vriend Banks," riep Hod uit, "wie heeft ooit iets bijzonders
gehoord van die ellendige gehuchten!"
"Ellendige gehuchten!" antwoordde Banks, "wel neen, Hod, je meent
prachtige steden! Stel je gerust, waarde vriend," voegde de ingen
|