al gebeurt, zich des nachts zou instellen. Het was
de Indische oceaan, die ons over het schiereiland zijne dampen met
electriciteit beladen, overzond, dampen met stormen bezwangerd,
die weldra over onze hoofden zouden losbarsten.
Ook hadden zich dien dag eenige andere verschijnselen voorgedaan,
waarin een Anglo-Indier zich niet had kunnen vergissen. Wolken
zeer fijn stof hadden onder den marsch van den trein over den
weg gedwarreld. De beweging der wielen, die weliswaar niet zeer
snel was, zou toch stof hebben kunnen doen opwaaien, maar niet
zoo woest en wild. Men zou gezegd hebben, dat het een wolk van
die vlokjes was, die door electrische machines in beweging worden
gebracht. De bodem kon dus vergeleken worden met een onmetelijken
ontvanger, waarin de electriciteit zich sedert vele dagen zou hebben
opgehoopt. Bovendien was dit stof met een gelen weerschijn gekleurd,
van een allerzonderlingste uitwerking, terwijl in elk stofdeeltje een
klein lichtend middelpunt schitterde. Er waren oogenblikken geweest,
waarin ons geheele voertuig zich te midden der vlammen scheen voort
te bewegen,--vlammen zonder warmte, doch die, noch door hun kleur,
noch door hun beweeglijkheid aan die van het St. Elmusvuur herinnerden.
Storr vertelde ons, dat hij somtijds op die wijze treinen op hunne
rails had zien loopen te midden eener dubbele haag lichtend stof en
Banks bevestigde dit zeggen van den machinist. Een kwartier lang
had ik dit zonderlinge natuurverschijnsel zeer nauwkeurig kunnen
waarnemen door de kleine vensters van het torentje, waardoor ik den
weg over een lengte van vijf of zes kilometers kon gadeslaan. Deze weg,
zonder boomen, was stofferig en wit verbrand door de verticale stralen
der zon. Op dit oogenblik scheen het mij toe, dat de warmte van den
dampkring die van den vuurhaard der machine overtrof. Het was waarlijk
niet om uit te houden en toen ik onder het heen en weer zwaaien der
punka een frisscher lucht kwam inademen, was ik half gestikt.
's Avonds, tegen zeven uur, hield het Stoomhuis halt. De rustplaats,
door Banks uitgekozen, was aan den zoom van een bosch met prachtige
vijgeboomen, dat zich tot in het oneindige naar het noorden scheen uit
te strekken. Een vrij fraaie weg doorkruiste dit bosch en beloofde
ons voor den volgenden dag een aangenamer en gemakkelijker tocht
onder een ruim en hoog koepeldak van groen.
De vijgeboomen, die reuzen der Hindoesche flora, zijn te beschouwen
als de grootvaders, men zou kun
|