van 1857, werd er niet minder bloed vergoten te
Allahabad dan in de andere steden van de vallei van den Ganges. De
strijd der opstandelingen op het exercitieveld van Benares
geleverd, lokte de omwenteling uit van de inlandsche troepen, en,
in het bijzonder, den opstand van het 6e regiment van het leger van
Bengalen. Al dadelijk werden acht vaandrigs vermoord, doch dank zij
de krachtige houding van eenige Europeesche artilleristen, die tot
het corps der invaliden van Chounar behoorden, eindigden de Sipayers
met de wapenen neer te leggen.
In de kantonnementen ging het erger toe. De inlanders stonden op,
de gevangenissen werden geopend, de dokken geplunderd, de Europeesche
woningen in brand gestoken. Middelerwijl kwam kolonel Neil, na de orde
te Benares hersteld te hebben, met zijn regiment en honderd fusiliers
van het regiment van Madras aan. Hij heroverde de schipbrug op de
opstandelingen, nam den 18n Juni de voorsteden in, joeg de leden
eener voorloopige regeering, door een muzelman ingesteld, uiteen en
werd opnieuw het hoofd der provincie.
Gedurende dit uitstapje naar Allahabad letten Banks en ik zorgvuldig
op of we ook gevolgd werden zooals dit te Benares het geval was
geweest. Doch ditmaal zagen wij niets verdachts.
"Om 't even," zei de ingenieur, "we kunnen niet te voorzichtig zijn! 'k
Was gaarne incognito gebleven, want de naam van kolonel Munro is maar
al te zeer bekend bij de inboorlingen dezer provincie!"
Wij waren te zes uur terug voor het diner. Sir Edward Munro, die
gedurende een paar uren het kampement had verlaten, was terug en
wachtte ons. Wat kapitein Hod aangaat, die eenigen zijner kameraden
in de kantonnementen in garnizoen was op gaan zoeken, hij kwam bijna
tegelijk met ons terug.
Ik merkte toen op en deed Banks opmerken, dat kolonel Munro er niet
zoo zeer meer bedroefd, dan wel meer bezorgd dan gewoonlijk uitzag. Ik
meende in zijne blikken een zeker vuur op te merken, dat de tranen
er sedert lang moesten hebben uitgedoofd!
"Je hebt gelijk," antwoordde Banks mij, "er is iets! wat zou er
voorgevallen zijn?"
"Als je 't Mac Neil eens vroegt?" zei ik.
"Ja, Mac Neil zal er misschien meer van weten."
Dit zeggende verliet de ingenieur het salon en opende de deur van
het kamertje van den sergeant.
De sergeant was er niet.
"Waar is Mac Neil?" vroeg Banks aan Goumi, die ons aan tafel zou
bedienen.
"Hij heeft het kampement verlaten," antwoordde Goumi.
"Sedert wanneer?"
"Sedert on
|