pore,
het groote middelpunt der fabricatie van het water of liever van de
olie, uit deze bloemen vervaardigd.
Ik vroeg Banks of hij mij eenige inlichtingen betreffende dit zoo
gezochte voortbrengsel kon geven, dat het toppunt schijnt te zijn
der kunst op het stuk van parfumerie.
"Hier zijn cijfers, waarde vriend," gaf Banks mij ten antwoord,
"en ze zullen u toonen hoe kostbaar deze bereiding is. Veertig pond
rozen worden vooraf aan een soort van langzame distillatie over een
zacht vuur onderworpen en geven ongeveer dertig pond rozenwater. Dit
water wordt op een nieuw pak bloemen van veertig pond gegoten,
waarvan men de distillatie voortzet totdat het mengsel twintig pond
bedraagt. Men stelt dit mengsel gedurende twaalf uren bloot aan de
frissche nachtlucht en den volgenden dag vindt men de oppervlakte
van het mengsel bedekt met hoeveel? een ons welriekende olie. Dus
heeft men uit tachtig pond rozen--eene hoeveelheid die niet minder
dan twee honderd duizend bloemen telt,--ten slotte slechts een ons
vocht getrokken. Het is een wezenlijke moord! Het is dan ook niet
te verwonderen, dat zelfs in het land der bewerking, de rozenolie
veertig ropijen of honderd franken het ons kost.
"Nu," antwoordde kapitein Hod, "als men om een ons brandewijn te
fabriceeren, tachtig pond druiven noodig had, zouden de grogjes fameus
duur worden!"
Op dien dag, moesten we ook de Karamnaca, een der takken van den Ganges
nog overtrekken. De Hindoes hebben van die onschuldige rivier een soort
van Styx gemaakt, waarop het niet goed is te varen. Hare oevers zijn
niet minder vervloekt dan de oevers van den Jordaan of van de Doode
Zee. De lijken, die men haar toevertrouwt, brengt zij regelrecht naar
de Brahmaansche hel. Ik wil over deze geloofsleer niet redetwisten,
doch ik protesteer tegen de algemeen verspreide meening dat het water
dezer diabolische rivier onaangenaam smaakt en slecht voor de maag
zou zijn. Het is overheerlijk.
Na een weinig heuvelachtig land te zijn doorgetrokken, tusschen de
onmetelijke velden met slaapbollen en het uitgestrekte dambord der
rijstvelden, kampeerden wij op den rechteroever van den Ganges,
tegenover het antieke Jeruzalem der Hindoes, de heilige stad Benares.
"Vierentwintig uren halt!" zei Banks.
"Hoever zijn we nu nog van Calcutta?" vroeg ik den ingenieur.
"Nog driehonderdvijftig mijlen ongeveer," antwoordde hij mij, "en
ge zult me moeten bekennen, waarde vriend, dat we tot nog toe niet
den minsten
|