dood was, hij hem misschien zou kunnen wedervinden in het
Noorden van Indie? Hoopte hij nog altijd zich te kunnen wreken? Wat
mij aangaat, ik had als een voorgevoel dat een verborgen gedachte den
kolonel Munro bezielde en het scheen me toe dat sergeant Mac Neil in
het geheim van zijn meester moest zijn.
Gedurende de eerste uren van dezen morgen, waren wij bijeen in het
salon van het Stoomhuis. De deur en de twee vensters der veranda
waren geopend en de punka, de lucht in beweging brengende, maakte de
temperatuur draaglijker.
De IJzeren Reus werd door den regulateur van Storr zoodanig in bedwang
gehouden, dat men niet sneller ging dan een kleine mijl per uur en
dit was op het oogenblik snel genoeg voor reizigers, die gaarne het
land wilden zien, dat zij doorreisden.
Bij het verlaten der voorsteden van Calcutta, werden wij gevolgd door
een zeker aantal Europeanen, die onze equipage verbaasd opnamen en
door een menigte Hindoes, die haar met een soort van bewondering, met
vrees gemengd, aanstaarden. Deze menigte was gaandeweg verminderd,
maar wij ontsnapten niet aan de bevreemding der voorbijgangers,
die hunne bewonderende wahs! wahs! uitten. Het spreekt van zelf dat
al deze uitroepen minder de twee prachtige wagens golden dan den
reusachtigen olifant, die ze trok, onder het onophoudelijk uitbraken
van wolken stoom.
Te tien uur werd de tafel aangerecht in de eetzaal en deden wij eer aan
het ontbijt van "monsieur Parazard," minder geschud voorzeker dan we
't zouden geweest zijn in een wagon-salon eerste klasse.
De weg, dien onze trein volgde, liep toen langs den linkeroever
der Hoogly, de meest westelijke der talrijke armen van den Ganges,
die te zamen het warnet vormen van den delta der Sunderbunds. Dit
geheele gedeelte van het grondgebied is van alluviaal-formatie.
"Wat ge daar ziet, mijn waarde Maucler," zei Banks tot mij, "is
een verovering van den heiligen stroom op de niet minder heilige
Bengaalsche golf. Een quaestie van tijd. Er is misschien geen enkel
deeltje van dezen grond, dat niet van het Himalaya gebergte gekomen is,
overgebracht door den Gangesstroom. De stroom heeft allengs den berg
afgekabbeld om er den bodem dezer provincie mede samen te stellen,
waar hij zich een bedding gevormd heeft...."
"Die hij dikwijls verlaat voor een ander!" voegde Kapitein Hod er
bij. "Ja, hij is luimig, fantastisch, wonderlijk, die Ganges! Men
bouwt een stad aan zijn oevers en eenige eeuwen later, is de stad
midden
|