rende
een lange reeks van eeuwen deze plek beschaduwden en waarvan de
eerste vijf honderd jaar voor de christelijke jaartelling gepoot
werd. Waarschijnlijk was het voor de geknielde dweepers aan zijn voet,
de boom zelf, door Bouddha op deze plaats gewijd. Hij verheft zich
nu op een bouwvallig terras, zeer nabij een steenen tempel, welks
oorsprong blijkbaar zeer oud is.
De tegenwoordigheid van drie Europeanen, te midden dier duizenden
Hindoes, werd met geen goede oogen aangezien. Men sprak echter niet
tot ons, doch we konden niet bij het terras komen, noch doordringen
tot de bouwvallen van den tempel. Overigens werden wij zoo dicht door
de bedevaartgangers omringd, dat het moeielijk geweest zou zijn zich
een weg tusschen hen door te banen.
"Zoo daar een Brahmaan geweest was," zei Banks, "zouden we meer
pleizier van ons bezoek gehad hebben en het gebouw misschien tot in
zijn diepste schuilhoeken hebben kunnen bezoeken."
"Wat!" antwoordde ik, "zou een priester minder streng geweest zijn
dan zijn eigen geloovigen?"
"Mijn waarde Maucler," antwoordde Banks, "er is geen gestrengheid
bestand tegen het aanbod van eenige ropyen en de brahmanen moeten
immers toch ook leven!"
"'k Zie er de noodzakelijkheid niet van in," antwoordde kapitein
Hod, die het zwak had voor de Hindoes, hunne zeden, vooroordeelen,
gewoonten en de voorwerpen hunner vereering, de verdraagzaamheid te
gevoelen, die zijne landgenooten hun met alle recht verleenen.
Voor het oogenblik was Indie voor hem slechts een uitgestrekt
jachtgebied en gaf hij onbetwistbaar boven de bevolking van de steden
en het land de voorkeur aan de woeste roofdieren der jungles.
Na een behoorlijk poosje aan den voet van den heiligen boom
vertoefd te hebben, geleidde Banks ons op den weg in de richting
van Gaya. Naargelang wij de heilige stad naderden, nam de toevloed
der pelgrims steeds toe. Weldra deed zich door een open plek in het
groen Gaya aan ons voor op den top van de rots, die zij met hare
schilderachtige bouwwerken bekroont.
Wat vooral de aandacht der toeristen op deze plaats wekt, is de tempel
van Vishnoe in eigen persoon achtergelaten, toen hij zich verwaardigde
op de aarde neder te dalen om met den demon Maya te worstelen. Nu kon
de worsteling tusschen een god en een duivel niet lang twijfelachtig
zijn. De duivel delfde het onderspit en een steenen blok, zichtbaar in
de omheining zelve van Vishnoe-Pad, getuigt door de diepe indrukselen
van de voeten zijns
|