niet over zich te beklagen.
Den 15n Mei bevonden wij ons bij Ramghur, op vijftig mijlen omstreeks
van Burdwan verwijderd. De gemiddelde snelheid was vijftien mijlen
op de twaalf uren geweest, niet meer.
Drie dagen later, den 18n, hield de trein honderd kilometers verder,
bij de kleine stad Chittra stil.
Geen enkel bijzonder toeval had dit gedeelte van de reis gekenmerkt. De
dagen waren warm, maar hoe heerlijk was de siesta onder beschutting
der veranda's! Wij brachten er de heetste uren van den dag in een
aangenaam farniente door.
Des avonds hielden Storr en Kalouth onder toezicht van Banks zich bezig
met het schoonmaken van den stoomketel en het onderzoeken der machine.
Gedurende dien tijd gingen kapitein Hod en ik, vergezeld van Fox,
Goumi en de twee staande honden, in den omtrek van het kamp jagen. Dit
betrof alleen nog maar het kleine wild, doch al trok de kapitein er
als jager zijn neus voor op, als lekkerbek kon hij er zich goed mede
vereenigen en den volgenden middag telde het menu van den maaltijd tot
zijn groot genoegen en niet minder tot dat van "monsieur Parazard" een
paar smakelijke schotels meer, die onze verduurzaamde levensmiddelen
bespaarden.
Soms ook bleven Goumi en Fox achter om als houthakkers en waterdragers
dienst te doen. Men moest immers den tender van nieuwen voorraad
voorzien voor den volgenden dag. Ook koos Banks zooveel mogelijk de
halten aan den oever van de beek en in de nabijheid van een bosch. Deze
noodzakelijke proviandeering had plaats onder het toezicht van den
ingenieur, die geen enkele bijzonderheid verzuimde.
Wanneer dan alles in orde was, staken we onze sigaren aan,--uitmuntende
"cherouts" van Manilla,--en rookten we, steeds over het land pratende,
dat Hod en Banks tot in de minste bijzonderheden kenden. Wat den
kapitein betreft, hij versmaadde de nietige sigaar en haalde met zijne
krachtige longen, door een twintig voet lange buis, den aromatischen
rook op van een zorgvuldig door de hand van zijn oppasser gestopten
"houka."
We zouden zeer gaarne gezien hebben, dat kolonel Munro ons op die korte
tochten in den omtrek van het kamp vergezeld had. Nooit verzuimden
we 't dan ook het hem op het oogenblik van ons vertrek te vragen,
doch even standvastig wees hij ons aanbod van de hand en bleef met
sergeant Mac Neil achter. Beiden wandelden dan op den weg een honderd
passen heen en weder. Zij spraken weinig, maar zij schenen elkander
opperbest te verstaan en behoefden ge
|