nd met een op de
Indische wijze rond koepeldak en welks wanden voorzien waren van
groote lensvormige glazen, veel gelijkende op de patrijspoorten
eener scheepskajuit.
Wat nu die olifant voorttrok, was een trein van twee enorme wagens,
of liever twee werkelijke huizen, een soort van rollende bungalows,
elk op vier raderen met sierlijk gebeeldhouwde naven, speken en
velgen. Deze wielen, waarvan men slechts het onderste segment zag,
bewogen zich in kasten, die half door het onderstel dezer enorme
bewegingstoestellen verborgen waren. Een van scharnieren voorzien
smal brugje, dat zich naar de beweging der wielen schikte, verbond
het eerste voertuig met het tweede.
Hoe kon nu een enkele olifant, hoe sterk ook, schijnbaar zonder
de minste moeite, deze twee zware gevaarten trekken? Hij deed het
evenwel, het wonderdier! Zijne dikke pooten lichtten zich op en
daalden automatisch neder met een echt mechanische regelmaat en hij
ging onmiddellijk van den stap in den draf over, zonder dat noch de
stem, noch de hand van een "mahout" zich deed hooren of zien.
Dat was voorzeker iets waarover de nieuwsgierigen zich moesten
verwonderen, indien zij zich althans op eenigen afstand hielden,
want, als zij dichter bij den kolos kwamen, ontdekten zij het geheim
en week hunne verbazing voor bewondering.
En inderdaad werd het oor onmiddellijk getroffen door een soort van
op de maat afgepast geloei, dat zeer veel overeenkomst had met het
eigenaardig geschreeuw van die reuzen der Indische fauna. Daarenboven
ontsnapte er in kleine tusschenpoozen uit de naar den hemel gerichte
tromp een schitterende rookwolk.
En toch was het zeer zeker een olifant! Zijn met vouwen en rimpels
bedekte, zwartachtig groene huid hield ongetwijfeld een dier machtige
beenderengestellen verborgen, waarmede de natuur de dikhuidigen
begiftigd heeft! Zijne oogen schitterden met een levendigen glans! Zijn
leden waren met beweging begaafd!
Doch, zoo de een of andere nieuwsgierige het gewaagd had de hand op het
ontzaglijke dier te leggen, was alles helder voor hem geworden. Het
was slechts een bewonderenswaardige oogbedrieger, een verrassende
navolging, met al de uiterlijke kenteekenen van het leven, zelfs
van dichtbij.
Werkelijk was die olifant van plaatijzer en hield inwendig een
weglocomotief verborgen, en wat den trein, het "Stoomhuis" betreft,
om de benaming te gebruiken, die hem toekomt, het was de door den
ingenieur beloofde rollende woning.
De eerste wa
|