nd
medevoerde, uit de heeren sir Edward Munro, Banks, kapitein Hod en mij
van de eene zijde en Mac Neil, Storr, Kalouth, Goumi, Fox en "monsieur
Parazard" van de andere,--te zamen dus uit tien personen. Men vergete
daarbij niet de twee honden Phann en Black, wier hoedanigheden de
kapitein op de jacht van allerlei wild niet genoeg kon roemen.
Bengalen is misschien, zooal niet het belangrijkste, dan toch zeker
het rijkste presidentschap van Hindostan. Het is het eigenlijke
land der rajahs niet, hetgeen meer bijzonder het middelpunt van dit
uitgestrekte Koninkrijk uitmaakt; doch deze provincie beslaat een
zeer bevolkt grondgebied, dat misschien beschouwd kan worden als
het ware land der Hindoes. Zij strekt zich ten noorden uit tot de
ontoegankelijke grenzen van het Himalaya-gebergte en onze reisweg
zou haar in schuinsche richting doorsnijden.
Na over de het eerst te houden halten beraadslaagd te hebben, waren
wij het allen omtrent dit punt eens geworden: gedurende eenige mijlen
langs den oever der Hoogly, een arm van den Ganges, waaraan Calcutta
gelegen is op te klimmen, de Fransche stad Chandernagor rechts te laten
liggen, van daar langs den spoorweg tot Burdwan te gaan, daarna schuins
Behar te doortrekken, om den Ganges later te Benares weder te vinden.
"Mijne vrienden," had kolonel Munro gezegd, "ik laat het geheel aan
u over welken weg wij nemen zullen.... Laat mij er buiten. Handelt
daaromtrent zooals gij goedvindt."
"Maar mijn waarde Munro," antwoordde Banks, "ge moest ons althans
ook uw meening zeggen...."
"Neen, Banks," hernam de kolonel, "'k ben volkomen onverschillig
daaromtrent en heb waarlijk niet de minste voorliefde tot het bezoeken
van de eene provincie boven de andere. Een vraag evenwel: welke
richting denkt ge te nemen, als we Benares zullen bereikt hebben?"
"De richting naar het noorden!" riep kapitein Hod onstuimig uit,
"den weg, die rechtstreeks door het koninkrijk Oude naar den voet
der Himalaya voert!"
"Welnu, mijne vrienden, op dit oogenblik...." antwoordde kolonel
Munro, "zal ik u misschien vragen om.... Doch, we zullen er over
spreken als het tijd zal zijn. Gaat vooreerst, zooals het u goeddunkt!"
Dit antwoord van Sir Edward Munro verwonderde mij wel eenigszins. Wat
meende hij toch? Had hij slechts toegestemd om die reis te ondernemen
met de gedachte, dat het toeval hem misschien beter zou dienen dan
zijn wil het vermocht had? Zeide hij bij zich zelven dat, indien Nana
Sahib niet
|