ts
op te houden aan de stations die allen op elkaar gelijken, van de
steden niets anders te zien dan de muren of de spitsen der minarets,
een tijd achtereen gedoemd te zijn te verkeeren in het onophoudelijk
rumoer van het zuchten der locomotief, van het gefluit der stoomketels,
van het geknars der rails en het dreunen der wielen, is dat reizen!"
"Goed gesproken!" riep kapitein Hod uit. "Zeg daar eens wat tegen,
als je kunt, Banks! Wat zegt u er van, kolonel?"
De kolonel tot wien kapitein Hod zich wendde, knikte even met het
hoofd, en vergenoegde zich met te zeggen:
"'k Zou wel eens willen weten wat Banks er den heer Maucler, onzen
gast, op zou kunnen antwoorden."
"Dat brengt me volstrekt niet in verlegenheid," antwoordde de ingenieur
en 'k moet zeggen, dat Maucler volkomen gelijk heeft."
"Als dat dan zoo is," riep kapitein Hod uit, "waarom maak je dan
spoorwegen?"
"Om u, als u haast hebt, kapitein, instaat te stellen u binnen zestig
uren van Calcutta naar Bombay te begeven."
"'k Heb nooit haast!"
"Welnu, volg dan den Great Trunk road," antwoordde de ingenieur. "Volg
hem, Hod, en ga te voet!"
"Dat denk ik ook stellig te doen!"
"Wanneer?"
"Zoodra mijn kolonel er in toestemt een wandelingetje door het
schiereiland met me te maken van een acht of negen honderd mijlen!"
De kolonel vergenoegde zich met te glimlachen en verviel al weder
spoedig in een van die langdurige droomerijen, waaruit zelfs zijne
beste vrienden, zooals de ingenieur Banks en kapitein Hod zooveel
moeite hadden hem te wekken.
Ik was nog slechts sedert een maand in Indie, en daar ik met den Great
Indian Peninsularspoorweg, die Bombay met Calcutta over Allahabad
verbindt, gekomen was, kende ik tot nog toe niets van het schiereiland.
Maar het was mijn voornemen eerst het noordelijk gedeelte te
doorreizen, aan de andere zijde van den Ganges de groote steden te
bezoeken, de voornaamste gedenkteekenen te bestudeeren en aan dezen
tocht al den tijd te wijden, die noodig was om alles goed te zien en
te onderzoeken.
Ik had te Parijs den ingenieur Banks leeren kennen. Sedert eenige
jaren reeds hadden wij vriendschap gesloten en een meer innige
vertrouwelijkheid had dezen vriendschapsband slechts versterkt. Ik
had beloofd hem te Calcutta te bezoeken, zoodra de voltooiing van
het gedeelte Scindia Pendjab en Delhi, waarmede hij belast was, hem
den tijd zou geven. Nu waren die werkzaamheden werkelijk voltooid
en Banks had daardoor recht
|