ten.
Hij hing dus te slingeren tusschen hemel en aarde en zocht met den voet
een of andere ongelijkheid, die hem tot steunpunt kon verstrekken.....
Eensklaps schitterde geweervuur in de duisternis en deden zich
losbarstingen hooren. De soldaten der wacht hadden den vluchteling
opgemerkt en op hem gevuurd, doch zonder hem te raken. Toch trof een
kogel den tak waaraan hij hing, twee duim boven zijn hoofd.
Twintig seconden later brak de tak en viel de fakir in de droge
gracht.... Een ander ware dood geweest, maar hem deerde niets.
Op te staan, te midden van een kogelregen, waarvan geen een hem trof,
tegen het talud van de escarp op te klauteren en in de duisternis
weg te sluipen, was voor den vluchteling slechts spel.
Twee mijlen verder passeerde hij ongezien het kantonnement der
Engelsche troepen, die buiten Aurungabad gelegerd waren.
Een paar honderd schreden verder bleef hij staan, keerde zich om,
stak zijn verminkte hand naar de stad uit en uitte deze woorden:
"Wee hen, die nog in de handen zullen vallen van Dandou-Pant! Gij
Engelschen, uw rekening met Nana Sahib is nog niet vereffend!"
Nana Sahib! Nogmaals had de nabob dien naam, den geduchtsten onder al
de namen, die in den opstand van 1857 zulk een bloedige vermaardheid
verwierven, den veroveraars van Indie als een laatste uitdaging voor
de voeten geworpen!
II.
DE KOLONEL MUNRO.
"Komaan, mijn waarde Maucler," voerde de ingenieur Banks mij te gemoet,
"je vertelt ons niets van je reis! 't Is alsof je Parijs nog niet
verlaten hebt! Hoe bevalt het je in Indie?"
"Indie!" antwoordde ik, "wel, om er goed over te oordeelen, zou ik
het althans eerst moeten zien."
"Die is goed!" hernam de ingenieur, "heb je niet pas het geheele
schiereiland doorkruist, van Bombay naar Calcutta, en als je niet
blind zijt...."
"'k Ben niet blind, mijn waarde Banks, maar op dien tocht was ik
verblind...."
"Verblind?...."
"Ja! verblind door den rook, door den stoom, door het stof, en
vooral door de snelheid van het vervoer. Hoor eens! 'k Wil geen kwaad
van de spoorwegen spreken, omdat het tot je vak hoort ze te maken,
mijn waarde Banks, maar om zich in een wagon te laten opsluiten, met
niets anders tot gezichtsveld dan het raampje van het portier, dag
en nacht door te sporen met een gemiddelde snelheid van tien mijlen
per uur, nu eens over bergen, in gezelschap van arenden of gieren,
dan weder door tunnels, in gezelschap van ratten of muizen, slech
|