de hoogste
toppen van den aardbol telt? Wie belette hem, den stoutmoedigen
reiziger, den voet te zetten op plekken, nog nooit door iemand
betreden, in de ontoegankelijke streken namelijk van het Himalaya
gebergte. Had hij niet, als hartstochtelijke wedrenner, de renbanen
van Indie, die in zijne oogen konden opwegen tegen die van La Marche
of Epsom? Op dit punt, waren Banks en hij het zelfs geheel oneens. De
ingenieur stelde in zijne hoedanigheid van volbloed werktuigkundige
slechts een zeer middelmatig belang in de heldendaden der Gladiators
en Filles-de-l'air.
En zelfs toen kapitein Hod het hierover met hem had, antwoordde Banks
hem, dat de wedrennen naar zijne meening slechts op eene voorwaarde
werkelijk merkwaardig zouden zijn.
"En op welke?" vroeg Hod.
"Dat er bepaald moest worden," antwoordde Banks ernstig, "dat de
jockey, die het laatst aankomt, op staanden voet aan den eindpaal
moet opgehangen worden!"
"Dat is nog zoo'n kwaad idee niet!...." antwoordde kapitein Hod
eenvoudig.
En hij zou ongetwijfeld in staat geweest zijn, die kans in eigen
persoon te wagen!
Zoodanig waren de twee ijverige bezoekers van den bungalow van sir
Edward Munro. De kolonel mocht hen gaarne over alle dingen hooren
redetwisten en zelfs brachten hunne eeuwige woordenwisselingen somtijds
een soort van glimlach op zijn lippen.
Een wensch hadden de beide kameraden gemeen, den kolonel namelijk over
te halen tot een reis, die hem kon verstrooien. Meermalen reeds hadden
zij hem voorgesteld met hen naar het noorden van het schiereiland
te vertrekken en eenige maanden te gaan doorbrengen in de omstreken
van een van die sanitariums, waar de rijke Engelsch-Indische wereld
gedurende het heete seizoen gaarne een toevlucht zoekt, maar de
kolonel had altijd geweigerd.
Wat betreft de reis, die Banks en ik wenschten te ondernemen, hadden
wij hem reeds gepolst. Dienzelfden avond kwam de zaak opnieuw op
het tapijt. Men heeft gezien, dat kapitein Hod maar eventjes plan
had gemaakt te voet een grooten tocht in het noorden van Indie te
ondernemen. Mocht Banks niet op paarden gesteld zijn, Hod hield van
geen spoorwegen. Wat de eene niet wilde, wenschte de andere.
Nu hadden zij er dat op kunnen vinden, dat ieder op zijne wijze, om
beurten, hetzij per rijtuig, hetzij per palankijn reisde,--hetgeen
op de goed aangelegde en goed onderhouden wegen van Hindostan vrij
gemakkelijk is.
"Spreek me toch niet van je wagens met bultossen bespannen!"
|