pmerken.
"Het rijtuig der goochelaars dus!" riep kapitein Hod uit, "maar
ingericht naar den tijd waarin we leven. Welk een droom nog! Op
te houden als men wil, te vertrekken naar goedvinden, te stappen
of in galop voort te snellen naar den luim van het oogenblik,
niet alleen zijn slaapkamer met zich te voeren, maar zijn salon,
zijn eetzaal, zijn rookvertrek en vooral zijn keuken en zijn kok,
dat noem ik je vooruitgang, vriend Banks! Dat is honderdmaal beter
dan spoorwegen! Durf me dat eens tegenspreken, gij, ingenieur!"
"Wel! vriend Hod," antwoordde Banks, "'k zou 't volkomen met je eens
zijn, als...."
"Als?...." vroeg de kapitein, het hoofd schuddende.
"Als in de vlucht naar vooruitgang, je niet plotseling onderweg waart
blijven stilstaan."
"Zou er dan nog iets beters te doen zijn?"
"Oordeel zelf. Je stelt het rollende huis ver boven den waggon, zelfs
boven het salonrijtuig, zelfs boven den slaapwaggon der spoorwegen. Je
hebt gelijk, kapitein, als men tijd te verliezen heeft, als men voor
zijn pleizier en niet voor zaken reist. 'k Geloof dat we 't allen in
dit opzicht geheel eens zijn?"
"Allen!" antwoordde ik.
Kolonel Munro boog het hoofd, bij wijze van goedkeuring.
"Toegestemd dus," antwoordde Banks. "Goed! 'k Vervolg. Je hebt je
gewend tot een rijtuigmaker, die den raad van een architect heeft
ingewonnen en hij heeft je een rollend huis gemaakt. Het is sterk, goed
ingericht en voldoet aan al de eischen van gemak en weelde. Het is niet
te hoog, waardoor het niet licht kan ombuitelen, het is niet te groot,
zoodat het alle wegen kan begaan; het is vernuftig opgehangen, zoodat
het gemakkelijk en zacht rijdt. Uitstekend! Uitstekend! 'k Veronderstel
dat het vervaardigd is voor onzen vriend den kolonel. Hij ontvangt er
ons gastvrij. We gaan, als je wilt, de noordelijke streken van Indie
bezoeken, weliswaar op de wijze van slakken, maar als slakken, wier
staart niet onafscheidelijk aan hunne schelpen vast zitten. Alles is
gereed. Men heeft niets vergeten.... zelfs niet den kok en de keuken,
die de kapitein zoo lief heeft. De dag van het vertrek is gekomen,
men gaat werkelijk vertrekken! Alles is in order!.... En wie zal het
voorttrekken, uw rollend huis, mijn beste vriend?"
"Wie?" riep kapitein Hod uit! "wel, muilezels, ezels, paarden,
ossen!..."
"Bij dozijnen?" zei Banks.
"Olifanten!" antwoordde kapitein Hod, "olifanten! Dat zou trotsch en
statig zijn! Een huis voortgetrokken door een bespanning
|