eeft. Een weinig olie en
vet, een weinig steenkolen of hout, is alles wat het verteert. En,
ge weet het, mijne vrienden, aan bosschen is geen gebrek op het
Indische schiereiland en het hout is er het eigendom van iedereen.
"Goed gesproken!" riep kapitein Hod uit. "Hoera voor het stoompaard! 'k
Zie reeds in mijne verbeelding het rollende huis van den ingenieur
Banks, in beweging op de groote wegen van Indie, door de wilde
kreupelbosschen zich een weg banende, doordringende onder de boomen
van het woud, zich wagende tot in de holen der leeuwen, der tijgers,
der beeren, der panters, der luipaarden, en wij achter zijne muren
verscholen, een slachting makende onder de wilde dieren om al de
Nimrods, de Andersons, de Gerards, de Pertuisets, de Chassaings
van de wereld van ergernis te doen barsten! Zeg, Banks, 'k moet er
van watertanden en je doet het me bitter betreuren, dat ik niet een
vijftig jaren later geboren ben!"
"En waarom dat, kapitein?"
"Omdat je droom over een vijftig jaar zal verwezenlijkt worden en
eerst dan het stoomrijtuig zal gereed zijn."
"Het is gereed," antwoordde eenvoudig de ingenieur.
"Gereed! en door u vervaardigd misschien?...."
"Door mij, en om de waarheid te zeggen vrees ik maar eene zaak,
dat het je verwachting overtreft."
"Op weg, Banks, op weg!" riep kapitein Hod uit, die zich oprichtte
als door den schok eener electrische ontlading. Hij was gereed om
te vertrekken.
De ingenieur bracht hem tot bedaren; daarna, op ernstiger toon zich
tot sir Edward Munro wendende, zeide hij:
"Edward, als ik een rollend huis ter uwer beschikking stel, als ik
over een maand, zoodra het seizoen er geschikt toe is, je kom zeggen:
Daar is je kamer, die zich zal verplaatsen en gaan zal waarheen je
wilt, daar zijn je vrienden, Maucler, kapitein Hod en ik, die niets
liever willen dan je vergezellen op een tocht door het noorden van
Indie, zal je me dan antwoorden: Laten we vertrekken, Banks, laten
we vertrekken, en dat de God der reizigers ons bescherme!"
"Ja, mijne vrienden," antwoordde kolonel Munro, na een oogenblik
nagedacht te hebben. "Banks, beschik over het noodige geld. Doe,
wat je belooft. Breng ons dat ideale stoomhuis, dat de stoutste
verwachtingen zou overtreffen en we zullen geheel Indie doorkruisen!"
"Hoera! Hoera! Hoera!" juichte kapitein Hod, "en wee de wilde dieren
op de Nepaulsche grenzen!"
Op dit oogenblik verscheen sergeant Mac Neil, aangetrokken door de
hoera's van den kapite
|