riep Banks
uit. "Als wij er niet voor gezorgd hadden, behielp je je nog altijd
met die primitieve voertuigen, die men in Europa voor vijfhonderd
jaren al afgeschaft heeft!"
"Nu, Banks," antwoordde kapitein Hod, "die zijn licht zoo goed als je
met kussens voorziene waggons en je Cramptons! Die groote, witte ossen,
die steeds in galop blijven en om de twee mijlen aan de poststations
verwisseld worden...."
"En die een soort van tartanen op vier wielen voortsleepen, waarin
men ruwer heen en weer geschud wordt dan de visschers in hunne booten
op een onstuimige zee!"
"'k Moet je dat gedeeltelijk toestemmen, Banks," antwoordde kapitein
Hod. "Maar hebben we niet onze rijtuigen met twee, drie en vier
paarden, die in spoed kunnen wedijveren met je "treinen", veel
gelijkende op een lijkstatie! Dan vind ik den eenvoudigen palankijn
nog beter...."
"Je palankijnen, kapitein Hod, echte doodkisten, zes voet lang,
vier breed, waarin men als een lijk ligt uitgestrekt!"
"Goed, Banks, maar geen schokken, men kan lezen, schrijven en gerust
slapen, zonder bij elk station wakker te worden! Met een palankijn met
vier of zes Bengaalsche Gamals [3] maakt men nog vier en een halve
mijl [4] per uur en, zooals dat met je geweldige sneltreinen het geval
is, waagt men althans niet om aan te komen, voordat je nog goed en wel
vertrokken zijt.... als men aankomt.."
"Het best," zei ik daarop, "zou zeker zijn zijn huis met zich mede
te kunnen nemen!"
"Als een slak!" riep Banks uit.
"Mijn vriend," antwoordde ik, "een slak, die zijn huisje kan
verlaten en er naar goedvinden weer in kan komen, is misschien niet
zoo bijzonder te beklagen! Met in zijn huis, een beweegbaar huis,
te reizen, zal waarschijnlijk het laatste woord gezegd zijn van den
vooruitgang in het reizen!"
"Misschien," zei daarop kolonel Munro; "thuis blijvende zich te
verplaatsen, zijn thuis en al de herinneringen daaraan verbonden, mede
te kunnen nemen, zijn horizont af te wisselen, zijn gezichtspunten,
zijn klimaat te wijzigen, zonder zijne dagelijksche gewoonten te
veranderen.... ja.... misschien!"
"Geen bungalows meer dus voor de reizigers!" antwoordde kapitein Hod,
"waar voor de geriefelijkheden des levens altijd iets te wenschen
zal overblijven en waarin men zonder toestemming van de plaatselijke
overheid niet mag wonen!"
"Geen ellendige herbergen meer, waarin men naar ziel en lichaam op
alle mogelijke manieren gevild wordt!" deed ik niet zonder eenige
reden o
|