oals plannen van oproer of andere, hem bewogen hadden de veilige
schuilplaats te verlaten, waarvan het geheim door de Engelsch-Indische
politie nog niet ontdekt was, dan waren het alleen de provincies van
Dekan, die hem een soort van veiligheid konden verschaffen.
Men ziet evenwel, dat de gouverneur de lucht van zijn verschijning
in het presidentschap verkregen en dadelijk een prijs op zijn hoofd
gesteld had.
Nu moeten wij echter doen opmerken, dat de leden der hoogere klassen,
overheidspersonen, officieren, ambtenaars, de inlichtingen, door
den gouverneur ingewonnen, wel eenigszins betwijfelden. Reeds zoo
dikwijls was het gerucht verspreid geworden, dat de moeielijk te vatten
Dandou-Pant gezien en zelfs gevangen was! Zoovele valsche tijdingen
hadden ten zijnen opzichte de rondte gedaan, dat er een soort van
legende in omloop was over de gave van alomtegenwoordigheid van den
nabob en over zijn behendigheid om de bekwaamste agenten van politie
om den tuin te leiden; maar onder het volk twijfelde men niet.
Onder de minst ongeloovigen bevond zich natuurlijk de oud-gevangene van
den nabob. Die arme duivel van een Hindoe, uitgelokt door de belooning
en daarenboven bezield door een behoefte aan persoonlijke wraak, dacht
nergens aan dan om de campagne te beginnen en beschouwde zijn succes
bijna als verzekerd. Zijn plan was zeer eenvoudig. Den volgenden
dag reeds, stelde hij zich voor den gouverneur zijne diensten aan
te bieden; daarna, na nauwkeurig vernomen te hebben waarop de in de
afkondiging vermelde inlichtingen berustten, was hij van plan zich
naar de plaats zelve te begeven waar de nabob gezien was.
Tegen elf uren 's avonds, na zooveel verschillende praatjes gehoord
te hebben, die weliswaar zijn denkvermogen in de war brachten, maar
hem in zijn voornemen versterkten, dacht de Hindoe er eindelijk aan
eenige rust te nemen. Hij had geen andere woning dan een schuit aan
een der oevers van de Doudhma vastgelegd en hij richtte zich naar
dien kant, droomende, met de oogen half gesloten.
Zonder dat hij er iets van merkte, had de fakir hem niet verlaten;
hij zette hem na zonder zijn aandacht te wekken en volgde hem slechts
in de schaduw.
Aan het einde van de volkrijke buurt van Aurungabad, waren de straten
om dezen tijd minder druk. De voornaamste uitgang dezer buurt eindigde
in eenige ledige terreinen, waarvan de eene zijde gevormd werd door
een der oevers van de Doudhma. Het was een soort van woestijn, aan het
uit
|