zoo hinderlijk, in dezen zin, dat
hij eerst en vooral toch is een impressionist, dat zijn schoonste werk
altijd blijft impressionistisch,--en dat hij dan ineens overslaat op
theoretiseeren en propageeren. "Pan" vind ik een magnifiek gedicht, maar
telkens als hij aan de propaganda komt is het mis, dan is het geen
poezie meer. De goede gedeelten zijn eenvoudig impressionistische poezie
en zoodra hij daar buiten gaat wordt het gezanik, heel eenvoudig. Het
wordt propagandistische proza, afgesneden op een vijfvoetige maat.
Daarentegen heeft Mevrouw Roland Holst, zij als vrouw, omdat zij vrouw
is, alles verwerkt. Zij heeft het socialisme en de democratie inderdaad
heelemaal in zich opgenomen. Bij haar is het heelemaal liefde en leven
geworden. Het is individualisme geworden en daardoor juist kan zij
waarlijk proletarische poezie maken. Het is bij haar niet meer geestelijk
of gedachtelijk, het is doorvoeld, en juist daarom is zij de socialistische
dichteres in Holland. Neem Adama van Scheltema. De eenvoudige liedjes, die
hij misschien voor de minste houdt in zijn werk, die voor den gewonen lezer
ook wel minder zijn, neem een socialistischen marsch, die zoo echt is van
rythmus, zoo meegevoeld, zoo meegestapt, zou ik haast zeggen, dat is echte
proletarische poezie, in tegenstelling met werk, waar heel wat diepere en
ingewikkelde bedoelingen achter zitten, maar dat juist daarom geen poezie
kon worden.
Wat betreft de mogelijkheid van proletarische poezie kan ik dus zeggen,
dat die geheel afhangt van persoonlijkheid. Als in Holland honderd
dichters kunnen gevonden worden, die tegelijk proletarisch voelen, dan
hebt gij natuurlijk honderd proletarische dichters. Maar dat is nog geen
proletarische poezie, niet waar, u begrijpt me. Mevrouw Roland Holst en
Adama van Scheltema maken proletarische poezie als zij waarlijk
proletarisch voelen, niet denken. Maar van het oogenblik af dat men
proletarisch denkt maakt men geen poezie meer, omdat men dan denkt en
niet leeft.
Gorter heeft in de "School der Poezie" geschreven van de burgerlijke
kunst, waar hij uit wilde. Heel de "Nieuwe Gids" is volgens hem
burgerlijk. Daar had hij groot gelijk in. Zoo was het. De "Nieuwe
Gids"-dichters waren burgerlijk, omdat het impressionistische gevoel
rechtstreeks straalde uit het burgerlijk leven. Er kon dus werkelijk
sprake zijn van een op haar uiterst levende burgerlijke poezie. De
meeste menschen in dien tijd en ook de meeste dichters leefden en
teerd
|