t onmogelijk, dat van nu af aan eene
socialistische poezie geheel volledig in het leven zou worden geroepen.
Die poezie zou heelemaal hersenwerk, uit de gedachten zijn, dus
onpoetisch. Daarom heb ik juist zoo een grooten eerbied voor Mevrouw
Roland Holst, omdat zij dit alles heelemaal doorwerkt heeft, en kan ik
geen eerbied hebben voor een Gorter, als socialistisch dichter, omdat
bij hem alles stelsel, gedachte, organisatie blijft. Dat laatste woord
komt in zijn gedichten telkens terug en dat maakt een mensch kriegel.
Eerst geeft hij een prachtig brok poezie, en dan zegt hij: zoo is nu de
socialistische organisatie. Dat is best mogelijk, mijnheer, maar ik wil
alleen poezie hebben en heb niets te maken met uw socialisme. En dat is
nu juist het verkeerde van de poezie in Holland tegenwoordig, dat zij
zoo weinig geeft om het onmiddellijke, spontane leven, dat zij alles
laat gaan door den geest en alles distilleert op eigen manier. Dat is
bijv. de kwade invloed geweest van Verwey, die de gewaarwordingen en het
gevoel heeft willen filtreeren door de idee. Daardoor zijn er een
heeleboel jonge menschen in Holland op verkeerde banen geraakt. En zou u
wel willen gelooven, dat ik niet veel vertrouwen heb in de poezie van
Holland.... Ja, ja, ja, u hebt gelijk, ik bedoel dan de _toekomst_ van
de poezie in Holland. Ziet u, ik wil niet onvriendelijk zijn.... Deze
hebbelijkheid vindt men zelfs bij de besten, Boutens bijv., iemand waar
ik grooten eerbied voor heb. Hij is de gevoeligheid-zelve, gevoelig tot
de meest gespannen mystiek toe. Maar er is dit bij, dat hij Hollander
is, en daardoor weer dit, dat hij, die uitgaat van het impressionisme,
geheel intellectueel is geworden, dat hij waarlijk weer alles herleidt
tot een intellectueel plan, even goed en misschien meer nog dan Gorter.
Stel u voor een Boutens, die even kinderlijk gebleven was als Annie
Salomons. Stel u voor wat dat zou zijn. Het is natuurlijk belachelijk,
zulke namen naast elkaar te stellen, want, niet waar, Annie Salomons is
nu nog niet bepaald wat men een groote dichteres noemt. Dus ik zeg dit
met allen eerbied voor Boutens, dien ik een zeer groot dichter acht.
Maar hoe doen de dichters in Holland? Zij hebben b.v. eenen indruk, dien
ik zal noemen: blank. Wat doen zij nu? In plaats van argeloos maar dien
indruk uit te zingen, nemen zij, zeer bedacht, wat wit, en zetten
daarnaast voorzichtig een klein beetje rose, en daarnaast behoedzaam
weer een klein beetje geel en make
|