In de Natuur (1907)--Het Volle Leven
(1908)--Ik Herinner Mij (1909)--Het Ezelken (1910)--De Vroolijke Tocht
(1911)--Stemmingen (1911)--De Nachtelijke Aanranding (1912)--Per Auto
(1913)--Van Hoog en Laag (1913).
_Tooneel_:
De Plaatsvervangende Vrederechter, satire.--Het Gezin van Paemel,
drama.--Maria, drama.--Driekoningenavond, drama.--Een sociale Misdaad,
drama.
FRANS BASTIAANSE
[Illustratie: FRANS BASTIAANSE Jeugdportret]
[Illustratie: Foto Brok--Hilversum FRANS BASTIAANSE (eind 1913)]
(* 1868)
Onlangs ontmoette ik een dame, die al zijn verzen van buiten kent, zoo
vaak had ze die, bewonderend, gelezen. Kort daarop sprak ik die dame
weer. Ik heb hem gezien, zei ze, maar hij is mij bitter tegengevallen:
hij is zoo'n gewoon mannetje....
Mij is het juist andersom gegaan. In een plaats als Hilversum, waar het
meerendeel van de menschen tot een allerbanaalst type behoort, valt een
echte persoonlijkheid spoedig op, en zoo had ik allang het mijne gedacht
van een niet kleinen maar ineengedrongen mijnheer met norsch starend
gelaat, die in mijn buurt woonde. Hij was steeds bijzonder goed gekleed,
maar blijkbaar liefhebber van een soort rustieke deukhoeden, die,
vergeleken bij zijn overige kleedij, welhaast bizar zijn. En als hij mij
traag voorbijpeddelde of met afgemeten passen langs mij schreed, telkens
gaf hij mij de sensatie van een opgesloten en eenigszins beschaafden
leeuw, van wien men nooit zeker kan weten, of hij niet op klaarlichten
dag doodkalm zijn klauw, tusschen de tralien van zijn kooi door, in de
spieren van den toeschouwer zal slaan. De lezer begrijpe goed: Niet de
uiterlijke verschijning van dien mijnheer had gelijkenis met een leeuw,
maar zijn innerlijk, dat ik raadde, had voor mij iets ontembaars.
Toen ik nu ontdekte dat die mijnheer Frans Bastiaanse heette, was ik
niet verwonderd. Ik aanvaardde de ontdekking gemakkelijk. Een
onafwijsbaar licht ging mij op over zijn verzen, nu ik wist dat de
dichter "van buiten ijs, van binnen gloed" was.
In een huisje, niet ver van het mijne, met een ruim uitzicht over de hei
en dat hij, tot mijn verbazing zonder ironische bedoelingen, "De Vlakte"
heeft genoemd, woont deze idealist, die zich grimmig gelaten beweegt in
de burgerlijke positie van leeraar aan een burgerschool. En voor zoover
hij niet reeds uitteraard ongenaakbaar is, wordt hij dit met behulp van
zijne vrouw, die met een gezicht, zoo zonnig dat men het nog aangenaam
vindt op den koo
|