socialisme niet noodig hebben om prachtige
kunstwerken voort te brengen.
Kortom, ik meen dat een artiest volkomen onafhankelijk moet willen zijn
... of liever, hij "moet" het niet "willen" zijn, hij _is_ het, hij is
absoluut vrij aan alle kanten, want als hij denkt dat hij het "moet"
zijn, dan is het ook al weer niet zuiver....
--En we tuften terug. De boeren die tegen 't land werkten stonden op om
hem te groeten. De zon scheen over den akker en hij wees mij op de kleur
van den grond: rose, met een gouden weerschijn, heelemaal niet zwart,
zooals een befaamd Hollandsch journalist, over Streuvels schrijvend "den
vetten Vlaamschen bodem" genoemd heeft.
Nu kwamen wij op "het familiebuiten".
Ik vond het verschrikkelijk jammer dat ik geen _smoking_ bij mij had,
maar het was nu eenmaal niet anders. Hij had een flink aantal
loge's--hij beweert tusschen haakjes dat men in Holland van "louche's"
spreekt--met klinkende vaderlandsche namen en we gingen bijna terstond
aan tafel. En terwijl een van zijn dochters mij vertelde, dat hij de
slaaf is van zijn louche's, hoorde ik uit een gesprek, dat aan het
andere eind der tafel gevoerd werd, dat men hem in zijn huis "de
artiest" noemt. Een grappige bijzonderheid, die boekdeelen spreekt,
zoowel over den man als over zijn omgeving. Met een goedhartig snuit
liet hij met zich sollen en een keer liep hij, groot en naief in zijn
sportpak, van tafel om een exemplaar van zijn "Per auto" te halen,
waarin hij voor een "louchee" een opdracht schreef.... Ik moest er
vooral bij vermelden dat hij dit met een zeer defecte vulpen deed.... En
in een adem liet hij er op volgen: "Hebt u 't al gehoord? Mijnheer de
interfiefer (dat was ik) vindt mij een heel eenvoudig man!" Met
bewonderenswaardigen tact bracht de gastvrouw het gesprek op een ander
onderwerp.
Hij had mij gaarne enkele dingen in den omtrek in verband met zijn werk
laten zien, doch het ging dien middag niet, want een paar jonge dames
die bij hem "loucheerden" moesten een bezoek afleggen in het Zuiden, en
daar hij de chauffeur is van de heele familie, was hij dien middag
bezet.
BIBLIOGRAPHIE:
Het Recht van den Sterkste(1893)--Sursum Corda
(1894)--Wroeging(1895)--Mea Culpa (1896)--Op 't Blauwhuis
(1897)--Schoppenboer (1898)--Uit Vlaanderen (1899)--Te Lande (1899)--'n
Leeuw van Vlaanderen (1900)--Van Arme Menschen (1901)--Daarna
(1903)--Tusschen Leie en Schelde (1904)--Rozeke van Dalen (1905)--'t
Bolleken (1906)--Lente (1907)--
|