ren in de sfeer van de schoonheid, tot nieuw geluk.
--Hier is dus niet een algemeen-menschelijk standpunt, dat u op
dichterlijke wijze vertolkt, merkte ik op, maar een speciaal
schoonheids-standpunt, een aesthetisch standpunt, een poetenstandpunt.--
--Juist, want het aesthetisch beginsel kan zijn sappen trekken uit alle
levensbeschouwingen en alle tijden:--dat is het supreme standpunt. De
Katholiek kan zeggen: Er zijn dingen in het leven voor mij niet
weggelegd, en zoo heeft elke richting, wanneer men zich op
maatschappelijk standpunt stelt, de beperking van zijn eindigheid.
Alleen iemand die leeft naar het aesthetisch beginsel heeft een hoogte
en wijdte bereikt, waarin alle richtingen kunnen worden saamgesmolten.
Zooals je verschillende ertsen in een smeltkroes kunt doen en er ten
slotte een volkomen harmonisch beeld van kunt maken, zoo is het een zaak
van de dichterlijke persoonlijkheid, om uit zoo verschillende dingen een
eenheid te maken.
--Als ik nu aanneem dat de dichter, als zoodanig, een apart staand
mensch is, dan kom ik van zelf tot de vraag: Heeft de dichter een
maatschappelijke functie, en zoo ja, welke?
--De kunstenaar moet in de gelegenheid worden gesteld, het
maatschappelijk leven mede te leven, in zooverre en op de wijze als dat
voordeel geeft voor de ontwikkeling van zijn schoonheids-productie. Wat
mij betreft, ik zou tijdelijk in de volle maatschappij willen zijn, maar
de gelegenheid willen hebben om, op het oogenblik dat de verwerkelijking
van mijn kunst gekomen was, mij bijv. in de Zwitsersche bergen terug te
trekken. Ik acht het voor den kunstenaar absoluut noodig, dat hij zich
niet losmaakt uit het groote menschenverband, maar hij moet er zich
wanneer hij wil uit kunnen terugtrekken.
--Dit, de lezer zal het toegeven, was geen rechtstreeksch antwoord op
mijn vraag, en ik trachtte mij dus duidelijker uit te drukken: Ik
bedoelde te vragen naar de beteekenis van den dichter voor de
samenleving, welke plaats hij inneemt in het maatschappelijk raderwerk,
of--laat ik daar maar mee beginnen: Welke beteekenis heeft in het
algemeen de dichter voor zijn volk?
--Men pleegt altijd te zeggen, dat de kunst "de bloem" is van een
bepaalde beschaving. Volgens de schatting van velen is een volk zonder
kunst maatschappelijk dood, de kunst is de hoogste bloei van een volk.
In de tweede plaats, meer in het bijzonder wat den taalkunstenaar
betreft, is de taal heel het volk. Een man die tot den bloei van die
|