taal bijdraagt en den taalschat vermeerdert, bewijst aan zijn volk
minstens even groote diensten als een groot staatsman of een generaal.
Dus bestaat voor de overheid de plicht, om zulke allerverdienstelijkste
staatsburgers, behalve ze soms lofprijzingen te geven, ook in staat te
stellen om hun schoonheidsbedoelingen in absolute vrijheid te
verwezenlijken. Want de voorbereiding voor den kunstenaar is de meest
omvangrijke, die er voor welk maatschappelijk metier ook zou kunnen
bestaan. De noodzakelijkheid mag hem soms opleggen voor zijn
dagelijksch brood te zorgen, eigenlijk moest dit niet het geval zijn. De
kunstenaar moet in de tijden dat hij niet scheppend werkt door het zich
eigen maken van elke geestesbeschaving, uit welken tijd ook, zijn geest
kunnen verrijken. Niet om die geestesbeschaving na te maken, maar om aan
wat hij neerschrijft de geestelijke diepte van die culturen mede te
deelen. Al heeft een kind nog zoo goed de handgrepen van het pianospelen
geleerd, aan den toetsaanslag van den volwassen man hoort men toch de
levenservaring die in dien man leeft. Zoo kan de kunstenaar, na andere
culturen te hebben verwerkt, in schijnbaar met die culturen niets te
maken hebbende uitingen hun diepere gevoelsleven verwerken, naarmate hij
meer met het diepere gevoelsleven van anderen heeft kennis gemaakt. Ik
vind natuurlijk dat het goed is, eens aan te toonen, dat je als
kunstenaar ook die maatschappelijke bezigheden wel kunt verrichten, dat
je dus een normaal mensch bent, met iets er bij, maar ik acht dien
toestand toch vicieus. Zooals ik zei: Gelijk Van 't Hoff in Berlijn
gelegenheid kreeg om zich daar aan zijn studien te wijden en maar een
uur college in de week te geven, zoo moest men eventueel ook een dichter
of proza-schrijver volkomen vrij maken. De menschen die arbeiden aan het
instrument waardoor een volk een natie is, bewijzen aan dat volk de
onwaardeerbaarste diensten, en die moeten worden op prijs gesteld....
Ja, ik geef u toe, practisch is het moeilijk uitvoerbaar, maar het zou
moeten gebeuren b.v. door een Instituut van schoone kunsten, dat gevormd
wordt niet door regeeringsambtenaren maar uit de gezaghebbende
kunstenaars zelve. Zooals u weet, is men bij ons van plan zulk een
instituut in het leven te roepen en dat zou eventueel kunnen uitmaken,
wie in de termen vielen om van overheidswege onbekrompen geholpen te
worden.
--Ik begreep nu wel, waarde lezer, dat ik op mijn vraag geen
rechtstreeksch antwoord z
|