ling
....
--Mijnheer Bastiaanse, zal ik u eens wat zeggen? Mijn vragen stuiten op
u af.
--Ja, u woudt de voegen in mijn pantser ontdekken, he? Maar ik sta vast
in mijn overtuiging.
--Dat is juist het merkwaardige. Ik _vraag_ en u denkt dat ik _strijd_.
U is het meest volmaakte type van den aesthetischen mensch, dat ik ooit
ontmoet heb. U treedt niet in mijn gedachtengang, maar wat doet u? U
leest mij verzen voor, u werpt brokken stemming in mijn schema, en ik
had gewenscht dat uw inzichten op dit punt de mijne zouden ontmoeten....
Wij keken elkander een oogenblik aan; blijkbaar om ons te vergewissen of
we goed waren of boos. Ik wilde verzachten: U begrijpt dat ik u begrijp,
niet waar? Sommige dingen laten zich door u niet meer in gewone woorden
zeggen en ik ben u dankbaar ... voor het genot ... voor de....
Toen lachten we beiden. Het gevaarlijke punt lag achter ons. De
intellectualistisch gezinde had den aesthetisch gezinde gewaardeerd.
--Natuurlijk zei Bastiaanse, deze dingen kan niemand zoo uitdrukken als
de dichter, en daarom heb ik u een paar maal den dichter laten hooren.
In welken wezensstaat de mensch ook verkeert, wanneer hij als dichter de
dichterlijke droom in zich voelt komen, dan is hij _de_ complete
mensch....
--Dit is inderdaad een standpunt, merkte ik op. Waarom deed ik mij
nuchterder voor dan ik ben?
Hij vertelde mij dien avond o.a. dat hij zijn vacantie in Zwitserland
ging doorbrengen om er de rust te zoeken, die hij hier bij zijn velerlei
bezigheden, waaronder het secretaris-schap van de Vereeniging van
Letterkundigen, niet kan vinden. Weet u, vroeg hij bij het afscheidnemen
op zijn langzame manier, weet u wat bij een vorige gelegenheid mijn
hoofdindruk was van Zwitserland?--Gelukkig, dat ze _dat_ niet plat
kunnen s_l_ijpen!
--Heeft hij erg gebromd? vroeg zijn vrouw mij, toen ze me uitliet.
Er lag een waereld van verstandhouding in die vraag.
BIBLIOGRAPHIE:
"Natuur en Leven" (1900)--"Gedichten" (W.B., 1909) [Van "Het boek
Jeugd" verscheen een metrische vertaling in het Duitsch, van Peter
Muehlfarth.]
Voorts een aantal verspreide studies, w.o. "Het spellings- en
taal-systeem van Kollewijn" (in 1911 afzonderlijk verschenen) en het
overzicht "Taal en Letteren" in het verzamelwerk "Nederland in de
twintigste eeuw". In verband met bovenstaand gesprek is vooral van
belang "Het geestelijk lied", een lijvige beoordeeling van Knuttel's
dissertatie, die in "Groot-Nederland" jrg.
|