ransche
symbolisten, maar is toch weer heel iets anders. De eigenlijke
symbolisten, die ingeleid zijn door Henri de Regnier, systematiseeren.
Zij herleiden eiken persoonlijken indruk tot een beschouwingsvlak. Zij
deelen de verschillende indrukken in in sommige vakken. Dat is toch het
eigenlijke symbolisme, niet waar? Men moet onder een teeken een zekere
reeks van gedachten kunnen indeelen. Dat heb ik altijd verkeerd
gevonden. Dat wordt in den grond zoo iets als een wetenschap.
Ik wil--voor zoover "willen" bij 't half-bewuste dichten te pas
komt--eenvoudig mijn eigen indrukken inleiden tot algemeene
menschelijkheid en ze algemeen begrijpelijk maken, ze dus eerst laten
bezinken tot eigen gevoel, en dat eigen gevoel daarna toetsen aan het
algemeen menschelijk gevoel, dat ik terugvind niet alleen bij de
menschen die mij omringen, niet alleen bij de lezers, maar bij de
dichters door de eeuwen heen. Dat is natuurlijk niet vanzelf gekomen.
Dat ware onmogelijk, het kan niet vanzelf komen. Als men begint te
dichten heeft men zijn eigen indrukken, al waren ze nog zoo klein en al
waren ze nog zoo pervers, zoo lief, dat men ze wil weergeven in de
aller-individueelste expressie. Maar er komt een tijd, dat die liefde
voor de aller-individueelste expressie afslijt. Men wordt meer algemeen,
het kleine detail gaat weg, men gaat alleen de groote lijnen betrachten
en zoo komt men tot wat ik durf noemen: een neo-classicisme.
Door het individualisme heen komen wij tot het neo-classicisme, een
nieuwen classieken tijd, een periode van menschen die zich heelemaal
bewust zijn en zich in volkomen oprechtheid uiten, maar daarbij alles
laten wegvallen wat in hun persoonlijk geval te sterk-persoonlijk, te
zeer bijzonder zou zijn. Ik heb in de "Groene" gesproken van menschen
die op de hoogten wonen en elkaar herkennen. Zij wonen op verschillende
heuvelen, zij zien elkaar niet, maar de een begint te zingen, de tweede
hoort hem zingen, de derde ook, en zoo vernemen zij allemaal den zang
van den eerste en herkennen allen in dezen eenen zang hun eigen zang en
leeren elkander onderling kennen. Dat is voor mij de gemeenschapskunst.
Gij ziet, gemeenschapskunst kan heel iets anders zijn dan
maatschappelijke kunst.
En dit zegt alles: Dit legt u ook uit wat ik gevoel tegenover de
socialistische kunst. Ik kan mij geen dichter voorstellen, die zou
dichten op iets dat niet berust op eigen diepe gronden maar alleen op
een theorie. Daarom is Gorter mij soms
|