impressionisme van 1880 en van de "Nieuwe Gids"? Dat moet
ik absoluut tegenspreken. Om te beginnen, ik zeide het u reeds, hebben
wij den invloed van 1880 niet rechtstreeks ondergaan. Ik behoor tot een
andere generatie. De mannen die bij ons den invloed van de "Nieuwe Gids"
ondergingen zijn, zooals ik reeds zei, Vermeylen en De Bom, en ik behoor
tot het volgend geslacht, dat dus als het ware van de "Nieuwe Gids"
heeft gehad een tweede afkooksel. Wat ons opviel in de "Nieuwe Gids" was
het impressionisme. Mijn individualisme is van geheel anderen aard. Het
is niet het onmiddellijk reageeren op zintuigelijke indrukken, het is
veel meer het opnemen van een algemeen wereldgevoel in de personaliteit.
En dan zal poezie worden de weerspiegeling van een algemeen wereldgevoel
door het individu. Het is dus een tegenstelling van het zuivere
impressionisme, het picturaal impressionisme, zooals Van Deyssel en
Gorter het hebben geleverd. Tegenover de zintuigelijke gezichtsmenschen
stel ik mij als innerlijk gehoorsmensch, die meer in zich zelf hoort
dan hij buiten zich ziet, als muzikaal vertolker van de wereld.
--U stelt hier gezicht en gehoor tegenover elkaar. Zoudt u niet beter
zintuigelijk en gedachtelijk tegenover elkaar stellen?
--Neen, gedachtelijk is een verkeerd woord. Zie hier wat ik bedoel. Stel
u voor, dat Gorter zou zijn een geslepen staalplaat, waar de zonnestralen
en wat zij meebrengen onmiddellijk op afketsen. Als hij een indruk
krijgt, bedoelt hij den indruk onmiddellijk terug te kaatsen. Dat is
het schoone van zijn kunst en hij is eenig daarin: Zoodra ontvangen,
geeft hij den indruk terug.--Bij mij nu is het anders. Het is alsof de
straal dringt door de stalen plaat heen en komt op het gevoels-vlak.
Het is niet meer een zuivere impressie, maar een impressie die een
verwerking heeft ondergaan, een verwerking door het gevoel. Dat is in
den grond het bezinken van de impressie. Stel u voor een laag
doorschijnend ijs die op het water ligt. Als er een zonnestraal op
valt, dan wordt hij door de dikte van het ijs gebroken en dan komt hij
onder het ijs weer uit en ondergaat er aan kleur, aan wezen, aan wat
weet ik al, een nieuwe vervorming. Zoo is het gevoel bij veel dichters.
Inplaats van onmiddellijk af te ketsen op het waarnemingsvlak, dringt de
indruk door tot in het diepst van hun ziel en als hij dan, verwoord, weer
buiten dringt, is hij heel iets anders geworden.
Dus mijn individualisme gaat meer uit naar dat van de F
|