ngen naar de middeleeuwen, dat
zich afwenden van eigen tijd, dat is _niet_ voornaam, en dat trekken van
het eene land naar 't andere, nog eens: dat doe je niet uit weelde. Als
gij tegenover een "afzichtelijken" bedelaar staat en ge rilt terug, denk
dan niet, dat ge voornaam zijt, maar als ge zijn "afzichtelijk" wezen
zoo diep begrijpt en doorvoelt, dat ge hem kunt naderen met liefde--dan
moogt ge denken, dat ge voornaam zijt! Want afkeer en weerzin en
leelijk-vinden zijn het deel van de geringen-van-geest en
liefdevol-begrijpen en schoon-vinden het deel der voornamen. En zoo ook:
als ge telkens nieuwe prikkels noodig hebt, om de macht tot
schoonheid-doorvoelen en schoonheid-scheppen in u op te wekken, dan zijt
gij betrekkelijk arm, en zoo ge die niet behoeft, weet dan, dat ge
betrekkelijk rijk zijt.... Maar hier verdriet mij mijn wankele gang,
allicht, dat de aanblik der voorbijglijdende mijlpalen mijner
paragrafen,[2] mij wat sterker en veerkrachtiger maakt.
[VAN OORDT: NAGELATEN WERK]
Adriaan van Oordt was een groot en een rijk kunstenaar en--ik mag dit
van een doode immers wel zeggen:--ge hadt zijn gelaat slechts behoeven
aan te zien, om te weten, [p.26] dat hij ook een groot mensch was. Als
een man met zulk een gelaat in den kring van ons, gewone menschen,
treedt, dan valt er eene schuchterheid over ons en aarzelen even onze
sprekende stemmen, ja, het is alsof ons aller woorden, die op het punt
stonden elkander in vroolijk-drukke en familiare begroeting te
ontmoeten, haastig van weerszijden terug wijken, om een open ruimte van
eerbied te vormen. Want zijn gelaat had die uiterste zachtmoedigheid,
die _dreigend_ is, dreigend, omdat zij ontwapent en weerloos maakt,
dreigend ook, omdat ge voelt, dat, indien ge langer naar dit gelaat
staart, uw zelfbewustzijn, dat onweerhoudbaar aan vergelijkende studie
verslaafd is, u leelijke dingen zal toefluisteren over--u-zelf. Het was
ongetwijfeld geniaal, dat wil zeggen hoogst-natuurlijk, gezien van de
Natuur, dien man een gelaat te geven, dat bijna uitsluitend zijn hoogste
zielsessentie uitte, want, hadde zij dit niet gedaan, het werk van haar
schepsel zou heer werk beschaamd hebben: Van Oordt's arbeid is overal
_kunst_, dat is: weerspiegeling en uiting van het Onbewuste, goddelijk
tronend in de zielsdiepten. En dit _Nagelaten Werk,_ dat nu voor mij
ligt, is er een nieuw, een laatst, een diep ontroerend en volkomen
zuiver getuigenis van: "En dit alles, niettegenstaande hij bij
|