koop toe lange vingers.... de femelaar Pecksniff, geveld door den
man, dien hij in zijn zak dacht te hebben, bezeert zich ferm aan
denzelfden schijnheiligen en arglistigen kop, waarin hij zooveel
kwaads uitbroedde.... enz.
Dezelfde vangt in _De Ploeg_ een rijk geillustreerd artikel over
_Dickens en zijn voornaamste illustratoren_ aan, dat in Maart vervolgd
zal worden.--Verder laat ik, trots alle beloften, dezen keer de mij ter
hand gekomen tijdschriften, voor zoover ze geen Dickens-bijdragen
hebben, onbesproken uit--collegiale egards: naast een Onsterfelijke
schijnen de levenden dood....--
19 Febr. 1912.
* * * * *
BRIEVEN OVER LITERATUUR
II.[p.23]
Over het algemeen lijkt het mij geen symptoom van zielsrijkdom en
geestelijke aristokratie, genoodzaakt te zijn, zich van eigen tijd af te
wenden, om heul en troost en inspiratie bij de verleden eeuwen te gaan
zoeken, of in den vreemde pogen te winnen, wat het vaderland geweigerd
heeft. Het volk weet wel wat het zegt, als 't beweert, dat de rijkdom
het zich overal behaaglijk maken kan, al zegt het hiermede toch
tegelijkertijd iets meer dan het weet, want zou het wel vermoed hebben,
dat die waarheid vooral waarheid is in de sfeer van den geest?.... Ik
herinner mij uit een vroegere incarnatie, toen ik hard bezig was, mij
door het lezen van _shilling-shockers_ voor te bereiden op het ambt van
literair criticus, dat ik nu bekleed--en zoo ge deze opleiding ietwat
vreemd mocht vinden lezer, laat mij u dan zeggen: er voeren vreemder
wegen naar dit Rome, dat langs alle wegen te bereiken is! Levendig
schiet het mij te binnen, hoe sommige mijner huidige collega's, bij
wijze van college-loopen, dienst namen bij de toenmalige stadsreiniging;
weer anderen geloofden nimmer hun hoog doel te zullen bereiken, zoo ze
zich niet den heelen dag oefenden in scheelkijken, en nog anderen
hovelingen werden, om de in ons "vak" zoo noodzakelijke hoofsche vormen
te leeren. Het verwonderlijke is mijns inziens dan ook niet, dat we
allen [p.24] trots die zeer ver uiteenloopende opleidingen toch tenslotte
vaklui zijn geworden, ofschoon dit weliswaar bij geen enkel ander metier
mogelijk zou zijn geweest, maar het verwonderlijke is, dat ge nu, na
zoovele eeuwen, bij den een nog altijd iets van de stadsreiniging, bij
den ander van het scheelkijken, en bij een derde eene waarlijk de
broekspijpen uitloopende hoffelijkheid terug vindt.... Ja
|