en al diegenen, waaronder ook Coenen, die
beweren, dat Dickens' werken weinig of niets met de weergave van het
werkelijke leven hebben te maken, wil ik nog Chesterton's geniale woord
hier laten klinken: (En ook Robbers, men leze zijn artikel, heeft deze
waarheid gevoeld.)
This life of grey studies and half tones, the absence of which you
regret in Dickens, is only life as it is looked at. This life of
heroes and villains is life _as it is lived_. The life a man knows
best is exactly the life he finds most full of fierce certainties
and battles between good and ill--_his own_. O yes, the life we do
not care about may easily be a psychological comedy. Other people's
lives may easily be human documents. But a man's own life is always
a melodrama.
Ten slotte: ik ben niet blind voor Chesterton's voorliefde voor het
paradoxale om het paradoxale, de geestigheid om de geestigheid; ik voel
wel heel duidelijk de aanwezigheid bijwijlen van het onweerhouden
boordevolle en overloopende, zelfs van het opdringerige. Hierin staat
hij ver onder Coenen, die van willen-behagen en praallust even ver
verwijderd is als een nachtuil van zonnedienst. Maar men zou jegens
beiden onrechtvaardig zijn, indien men in Chesterton's gezelschap,
[p.22] zich niet het _il a les defauts de ses qualites_ te binnen bracht,
en achter Coenen's rug zich niet een bescheiden maar veelbeteekenend
knipoogje veroorloofde tegen het beroemde meisje, dat zoo deugdzaam was
omdat ze zoo leelijk was.... Wie deze uiting jegens den voortreffelijken
kunstenaar Coenen, dien ook ik hoogacht en waardeer, oneerbiedig mocht
vinden--hij vergeet dat ik het alibi van.... den _kunstenaar_ Coenen
bewezen heb en hem dus niet oneerbiedig heb _kunnen_ bejegenen: hij was
niet aanwezig in dit boekje. Ik ontmoette er alleen den
_kunstgevoelige_....
Als tijdschriften, die zeer lezenswaardige Dickens-bijdragen hebben,
noem ik de _Nineteenth Century_ met _Charles Dickens_ by Darrell Figgis;
_Elsevier's Maandschrift_, waarin, nevens het reeds behandelde
Robbers-opstel, Cornelis Veth in een artikel _De oudste prenten voor
Dickens_ gelegenheid vindt de aardige opmerking te plaatsen, dat Dickens
van lijfstraffelijke rechtspleging hield en zijn schurken liefst door de
hand van een voormalig slachtoffer liet afrossen, en dat wel op een
wijze, waar een ongezochte symboliek in stak:
Zoo krijgt Uriah Heep op die authentieke, kleffe, knokige en op den
|