van Utrecht gaf in de twaalfde eeuw bewys van meer
oprechtheid. Toen de Hollandsche graaf DIRK hem kwam aanvallen,
begreep de eerlyke man dat het nu de rechte tyd was om z'n
specialiteit op den voorgrond te stellen. Zyn vak was heiligheid, en
met heilighedens trok hy den vyand te-gemoet. Dat hielp. Onze DIRK
vroeg exkuus, en beloofde beterschap. Ook deze toonde hierdoor dat het
hem ernst was met z'n specialiteit van geloover. Maar in onze dagen
... zie VICTOR EMANUEL die 't erfdeel van PETRUS inslikt. Toch _Zoon
der Kerk_! Zie al de protesten tegen pauselyke Onfeilbaarheid--tegen
de vochtigheid van water--toch _katholiek_! Zie de modernen die 't
bybelgeloof hebben afgezworen ... toch aanhangers van de leer die op
bybelvertellingen gegrond is!
En zie rond op zooveel ander gebied. Klapperende vensters, mismakende
schoorsteenen, gebrekkige ventilatie, onpraktische daken! smakelooze
gevels ... al die dingen protesteeren tegen de bekwaamheden onzer
bouw-specialiteiten. Een ingenieur dien ik eens deze opmerking
meedeelde, antwoordde my dat de meeste zaken van dien aard tot het
timmermans-of metselvak behoorden. Precies 't antwoord van 'n
Franschen generaal dien men aan 't breien zetten wou. _Hoogere_
bouwkunde? Wat is dat? Engelen wonen niet. We zyn _mensen_, moeten
voldoen aan _menselyke_ behoeften. Gaarne wil ik gelooven dat het
diepe studie vereischt, de verhouding te berekenen tusschen de
kapiteelen van 'n Minervatempel en de emolumenten van 'n
hedendaagschen koster, maar we hebben andere kunde noodig. De
huishouding van 'n Hollandsche stovenzetster wordt niet geregeerd naar
de wetten van 't Grieksche schoonheidsgevoel, en we zullen geen
schoorsteenen leeren maken, zoolang wy 't beproeven uitstellen tot we
bruikbare modellen aantreffen in 'n opgedolven _atrium_, waar de rook
gewoon was naar bevind van zaken zich 'n uitweg te zoeken, of
niet-eens te zoeken.
De eigenaardige fout der specialiteiten bestaat in _afkeer van
oorspronkelykheid_ of _vrees voor oorspronkelykheid_, aandoeningen die
voortkomen uit een door luiheid veroorzaakte onmacht. Te traag om op
eigen beenen te staan, te schuw voor inspanning zelfs om dat te
beproeven, richt men zich naar meesters in de kunst, en vergeet dat zy
hun waarde juist daaraan ontleenden, dat ze zich _niet_ richtten naar
'n meester. De eenige leermeesteres, de _artis magistra_, die 't recht
heeft haar discipelen 'n geldig doktors-diploom uittereiken, is _de
aard der dingen_. Wie '
|