edige toepassing onzer gaven--ook
zelfs uit 'n _industrieel_ oogpunt--niet praktisch is, daar byv. de
behoefte aan letter vervallen zou als er niet meer gelezen werd.
Het kretinizeeren der individuen kan nooit gunstig werken op het
geheel. Wie op beperkt terrein meer tyd en ziel uitgeeft dan in
verhouding tot z'n algemeen-menselyke roeping gepast is, werkt
nadeelig op de som van algemeen welzyn, en schaadt tevens zich-zelf
daar geen uitstekendheid in 'n bepaald vak opweegt tegen de
vernedering als _Mens_.
En dit is niet genoeg gezegd. Zelfs _in dat vak_ bereikt hy z'n doel
niet. Het is te betwyfelen of die Haagsche paardman beter schuiten-
leepte dan andere mannen. Maar beter dan andere _paarden_ zeker niet!
Wie met werktuigen en dieren konkurreert, zal ervaren dat hy z'n
menselyke waardigheid _a pure perte_ wegwierp, en daarvoor geenszins
wordt schadeloos gesteld door 't behalen van 'n prys op 't lager
gebied dat hy tot werkplaats koos. De geschiedenis levert voorbeelden
in menigte, dat speciaal-mannen in hun eigen vak overtroffen werden
door personen die zich op dat vak niet uitsluitend hadden toegelegd.
En meer nog: _alle_ voorgangers in _elke_ kunst in _elke_ wetenschap,
in _elk_ bedryf, op _elk_ gebied van menselyke ontwikkeling, waren
leeken. Wat in hen 'n gunstig samenvallen was van in-en uitwendige
_roeping_, werd door hun opvolgers vervormd tot _beroep_. (IDEE 498
_en_ 499. _Voorts, nieuwe nummering_: 921.)
Dit nu kan niet vermeden worden. Ten-allen-tyde werden school,
reglement, methode, aangewend als surrogaat voor 't _genie_ dat hyzelf
onbewust in sleur verstikte ... door de maatschappy: als surogaten
voor _de genien_ die ze doodmartelde uit afgunstige baldadigheid.
Hoe dit zy, de behoefte aan die plaatsvervangende middelen bestaat, en
daarom moeten wy ons schikken in zekere beroepsgewyze verdeeling van
den arbeid. Wie zich tot het overzien van 'n ruim veld ongeschikt
acht, doet wel zich te bepalen tot enger gebied, doch hy vergist zich
in de meening dat-i op 't door hem gekozen terrein nuttiger bezig is
naarmate hy de grenzen daarvan nauwer beperkte. De Staatsdienaar die
't heil der Mensheid verwacht van z'n papierkraam of _diplomatie_ ...
de babbelaar die frazen voor daden geeft ... de koopman die z'n
winkeltjen of kantoortjen als 't centrum van 't Heelal beschouwt ...
de militair die by al z'n redeneeringen 'n kazernig "by ons" op den
voorgrond stelt ... de filoloog die de beoefening der letteren
|