lagen razerny en, laten ons in den gevaarlyken
waan dat wy te-doen hebben met _mensen_.
* * * * *
De lezer kan uit IDEE 269 weten dat ik me gewoonlyk onthoud van 'n
professoraal _fabula docet_. Ik laat liever het opmaken der slotsom
over aan hemzelf.
Het kan evenwel ditmaal noodig zyn, zoo-al geen _koncluzie_ te geven,
dan toch iets als handleiding tot het samenvoegen en vaststrikken der
divergeerende draden van m'n betoog. Het uiteenloopende myner
bewysvoering, en de schynbare afwykingen die ik me veroorlooven ...
_moest_, om natuurlyk te zyn, geven misschien tot die behoefte
aanleiding.
Om alzoo den knoop toetehalen, het komt me voor dat we 't onderzoek
naar de waarde der _specialiteiten_ kunnen splitsen in twee
hoofdvragen?
1. _Welk gebruik moet de Maatschappy van hen maken?_ 2. _Hoe werkt het
specialismus op de waarde van den individu?_
Tot het beantwoorden der eerste vraag ligt aanleiding in de vraag-zelf.
Hoe men specialiteiten behoort te gebruiken? De Maatschappy moet hen
_gebruiken_ d.i. zy stelle ze _niet aan haar hoofd_. De specialiteit
is _ambachtsman_ die 't bestelde vervaardigt, maar geen stem heeft in
't bestellen. Hy levere z'n vakkennis waar die gevorderd wordt. Aan
anderen blyve de beoordeeling in-hoeverre het geleverde bruikbaar is,
en hoe 't moet worden aangewend. Een specialiteit zy als de _expert_
voor 'n rechtbank. Hy legt, zonder zich om gevolgen of strekking te
bekommeren, z'n verklaring af omtrent de byzondere zaak die hem werd
opgedragen, en waarvan hy verondersteld wordt--dikwyls 'n fiktie!
--verstand te hebben. Wil hy de grens zyner bevoegdheid overschryden
en zich bemoeien met de toepassing van z'n expertise op 't proces,
dan verwyst hem de Voorzitter naar z'n _vak_ en naar de _speciale_
taak waartoe hy geroepen werd. In deze schynbare terugzetting ligt
niets vernederends. Wie inderdaad in eenig vak uitmunt, stelt zich
met de erkenning van die uitstekendheid tevreden, maar zou 't zelfs
onaangenaam vinden, indien men hem wilde gebruiken tot iets anders.
Hy bezit in _zyn_ specialiteit den meestergraad, of streeft daarnaar,
en wil zich dus niet laten aanwerven als leerling in anderen werkkring.
Dikwyls zelfs pronkt hy met z'n onbedrevenheid in zaken van algemeen
belang, om te doen in 't oog vallen hoever hy 't in zyn byzonder streven
gebracht heeft. "Van de dingen aan-wal heb ik geen verstand!" beduidt
dan: ik ben 'n flink zeeman. "Met zulke belangen
|