r
nog, die er in professerden--en op hun beurt kopiisten waren van
andere brekebeenen, of al ware het van 'n meester. Dat deze inkrimping
van terrein soms, en nog volstrekt niet dikwyls, iets ten-gevolge
heeft als de handigheid die ik op blz. 28 (hfdst. II, n. v.d. tr.)
wel wilde toekennen aan 'n bakker van beroep, kan waar zyn. Maar dat
die nauwte van blik nog gevaarlyker werkt op de voortbrengselen van
den geest dan de sleurfouten der bakkers op ons brood, is ook waar.
In dat brood _is_ dan toch nog meel. Vermengd, vervalscht, verknoeid,
er is _meel_ in. Onze letterspecialiteiten durven 't Volk _als spyze_
voorzetten _wat geen spys is_. Ze geven _als voedsel_ wat _niet voedt_.
En wie er over klaagt, krygt ten antwoord dat de eigenaardigheid van
's mans vak meebrengt dat-i zulk brood levere en geen ander. De leek
moet dan zwygen, en verwyt zich dat hy ten-onrechte meende geestelyk
onverzadigd te zyn. De fout heet dan te liggen aan hemzelf die 't hoog
gewicht van 't speciaal-vak miskende. Zoodra hy op de hoogte wezen zal
die noodig is om de waarde daarvan te schatten ...
Intusschen professert en professeert de specialiteit voort ...
Twee treurige indrukken tegelyk dringen zich hierby aan ons
voorstellingsvermogen op. De eerste is medelyden met het arme Volk dat
naar zielespys hongert ...
Laat ons vlug heenstappen over dit onderwerp. Hongeren is 'n afgezaagd
thema.
Liever stel ik u 't vermaak voor, lezer, om te vermeien in andere
smart, in specialiteiten-smart. Ge kent die niet? Ge wist niet op welk
veld dat doornig onkruid groeit? Ge weet niet hoe de schedelplaats
heet, waar de navorschers van 't ontmetelyk-kleine gekruizigd worden?
Ik zal u den weg wyzen.
Misschien moest ik, zooals de _specialiteiten_ van den Nederlandschen
_Helikon_, beginnen met 'n fors[12] "wat bralt ge, o Rom es!" of 'n
melankoliek: "'t is voor u niet dat ik zing!" om dan na 't minachtend
doorloopen van allerlei andere smart, ten-laatste triumfantelyk
neertekomen op 't onderwerp onzer _complainte_, en den lydenspalm
uittereiken aan den martelaar die my den treurzang in de pen gaf.
Niets van dat alles. Tegen alle school, gewoonte en deftigheid aan,
toon ik u terstond het uitgeteerd gelaat van den armen speciaal-
professer die gestruikeld is over 'n speciaal eigenschapje van 'n
speciaal-atoom zyner _specialiteit_.
Werelden vergaan of vergaan niet, 't is hem om 't even. De zon valt,
hy bekommert zich daarover niet verder, dan om 't versc
|