rdenaars _frank en vry
terugtezenden in de maatschappy, op 't gevaar af dat ze daar hun
liefelyk handwerk tot eigen vermaak en aanmoediging van anderen zouden
voortzetten_! Er blykt alweer niet uit de processtukken, dat de
voorzitter tot die heeren de vraag richtte: _of zy, indien ze de eer
hadden rechters te zyn, zoodanig vonnis vellen zouden_? Ook niet dat
hy hun 't woord ontnam en de deur wees, wat z'n plicht zou geweest
zyn. Wel neen, ze waren volkomen in hun recht, want de specialiteit
van 't "vak" schreef die schaamtelooze zotterny voor, of althans ze
maakte die straffeloos mogelyk. Eenmaal aangesteld als "verdedigers"
mochten en moesten zy loochenen en ontkennen, hoe brutaler hoe mooier.
't Stond immers den rechter vry, er geen acht op te slaan? Wat moeten
JUT en z'n geliefde KRISTIEN wel gedacht hebben van de integriteit der
fatsoenlyke lui, zy die wisten--nu ja, _ieder_ wist het, rechters en
publiek zoo goed als de advokaten-zelf, maar _zy_ toch in de eerste
plaats--zy die _wisten_ hoe die mannen van de _Wet_ daar stonden te
draaien, te huichelen en te liegen? Hebben zy 'n glimlach kunnen
onderdrukken, toen ze een hunner "verdedigers" hoorden verklaren dat
z'n gunstig oordeel over JUT niet was: "een _ex officio gehouden
praatje_?" Foei, edele rechtenmeester, wie zou op zoo'n denkbeeld
komen? Het zou ons heel leelyk staan aan "praatjes" te denken als we
van u mogen vernemen dat JUT: "_geen slecht karakter bezit_" en: "_dat
men in hem zekere ridderlykheid niet mag ontkennen_." By 't aanhooren
van zulke betuigingen mogen wy in ons de verplichtingen niet ontkennen,
dankgevoel te bezitten voor die edelmoedige korrektie onzer begrippen
over slechte karakters en ridderlykheid, om nu niet eens te spreken van
't lesjen in akademische balie-taal dat we hier zoo onverwacht prezent
krygen. Ik vraag u ... halt, ook _ik_ wil eens mooipraten: ik wensch
gevraagd te hebben, myne heeren, wie de gedachte aan "praatjes" zou
kunnen bezitten, als hy ter verdediging van JUT, het inschrift hoort
aanhalen, waarmee die _preux_ den bybel zyner welbeminde versierde, kort
nadat ze met hun beidjes mevrouw VAN DER KOUWEN en LEENTJE BEELO zoo
ridderlyk van alle wereldsche zorgen hadden bevryd? Neen, neen 'n
"praatjen" is het zeker niet, als de advokaat--volstrekt niet "_ex
officio_" lezer, godbewaar-ons voor zoo'n lasterlyke meening!--als hy,
om eens geheel-en-al voor z'n partikulier genoegen terdeeg nuttig te zyn,
ons verkondigt dat hy in dat
|