eid, toen hy onthutst, angstig en onnoozel naar
z'n spaarpot ylde, als 'n sprookjesverteller z'n verhaal gesloten had
met de vreeselyke epiloog: "wie 't niet begrypt betaalt 'n duit!"
Ik zou 't billyker vinden die duitenbelasting opteleggen aan 't volkje
dat onbegrypelyke praatjes voor _wysbegeerte_ uitgeeft, en aan hen die
kwakzalvery in de hand werken door zich als verzadigd aantestellen na
't nuttigen van 'n schoteltje draderige spitsvondigheid.
MXII.
De vraag wie over de welvarendheid der respectieve verstanden
beslissen zal, heeft meer schynbare waarde in hoedanigheid van
debatkunstje--ook als zoodanig trouwens sedert lang tot op den draad
versleten!--dan gewicht in 'n betoog waarin naar _Waarheid_ gestreeft.
Op 't verstand van hen die meenen blyk van verstand te geven door
voor-te wenden dat ze geen verstand hebben van gezond verstand,
wenscht geen verstandig mensch invloed uitteoefenen. Wie er vermaak in
schept zichzelf voor krankzinnig te houden, mag 't doen. We geven hem
volkomen gelyk. Maar ik spreek in dit stuk tot volwassenen wier geest
behoefte heeft aan 'n andere soort van uitspanning. Van de zoo-danigen
verwacht ik dat ze zich ontdoen van den leiband waaraan sedert
eeuwen--misschien moest ik zeggen: sedert het bestaan van den
Mens--het denkvermogen der menigte is vastgehecht. Wie de zuiverheid
van den menselyken geest wantrouwt--er is reden toe!--wie ernstig
zoekt naar 'n kriterium van gezond verstand in 't algemeen, van z'n
eigen denkvermogen, in 't byzonder--best!--beginne met het gebruiken
en oefenen van dat denkvermogen, en voor alles afstand van 't
gevaarlyk gemak dat hy putte uit de aanbidding der ... weleens heel
ongezonde verstanden van anderen. Men behoort _uit eigen oogen te
zien_, en niet voetstoots aantenemen wat deze of gene vakman, al te
boud steunende op onze leeken-onkunde voor waar, goed, bruikbaar of
zelfs _heilig_ gelieft uitteventen. Zoudt ge alle onderzoek naar de
pryswaardigheid van 'n dozyn hemden overbodig achten, indien de
verkooper _Specialite de chemises_ op z'n uithangbord geschreven had,
of pronkte met 'n koninklyk wapen?
"Maar, zullen hier sommigen zeggen, tot dat "zelf-oordeelen" is kennis
noodig!" Voorzeker. En hierover bedroeven wy ons niet. Juist het
tegendeel zou treurig wezen, daar 't _streven naar kennis_ onze
roeping is, en de onmisbare voorwaarde van 't benaderen der
volmaaktheid. Wat zou er van de Mensheid worden, indien gebrek aan
kennis tot geluk
|