bladz. 19 (hfdst. I, n. v.d. tr.)
versiert--de verkondigers van goddelyke dingen niet onder de rubriek
_Specialiteiten_ rangschikken mag. Wat 'n professor of doctor in de
H. Theologie eigenlyk leeraart, is my 'n raadsel. Zyn niet al z'n
hoorders even goed als hyzelf doorkneed in de dingen die hy te
vertellen heeft? Zoo meende ik altyd, en de kornuitjes van juffrouw
LAPS die zich niet ontzien hun dominees duchtig op de vingers te
tikken, zyn gewis van myn gevoelen. Wel verneem ik nu-en-dan dat er
... 'n nieuw licht ontstoken wordt, waarmee men de donkere mysterien
zal helder maken die sedert de "Openbaring" schitterden van duidelykheid
(_zie_ byv. IDEE 271) maar iets _nieuws_, iets _ongekends_ kan toch,
denkt me, niet geleverd worden op 'n gebied waar men den gewonen
sterveling z'n wuftheid verwyt, noch in 'n wetenschap--noem ik 't goed?
--die zich tot taak stelt den wispelturigen wereldmens van die fouten
te genezen. God, Christus, Onsterfelykheid staan als rotsen.
Het "Geloof" in die rotsen is ... 'n rots. Eilieve, wat valt er nu
verder op al die rotsen te ploegen, te eggen, te zaaien en te wieden?
Zonder al dien arbeid immers--en dit is juist de prettige eigenschap
van 'n behoorlyken rotsgrond--zal de oogst, om me nu eens heel matig
uittedrukken, wonderbaarlyk groot zyn. Waarom dan zich zooveel moeite
getroost om dien edelmoedigen bodem omtespitten, te bemesten, te
omheinen? Ik mag 'n rots worden als ik 't begryp. Maar deze
onvolkomenheid van myn denkvermogen verandert niets aan de waarheid
dat de Opzichters over 't onnoodig gewurm waaraan zoo veler handen
meewerken, niet behooren tot de rubriek _Specialiteiten_ die ik me
voorstelde in dezen bundel te behandelen. Veeleer zouden de suppoosten
der goddienery aanspraak kunnen maken op 'n monografie in 'n werk dat
aan 't behandelen van _algemeene_ volksdeugden gewyd was, en waarin we
dan tevens 'n behoorlyke statistiek van 't jeneververbruik zouden
aantreffen, en jubelzangen over de vlucht die de industrie der
vervalsching van levensmiddelen met Gods hulp in onze dagen genomen
heeft.
Ik erken dat deze opmerking niet van stipte toepassing is op de
katholieke geestelyken die meer onmiddellyk--men zou byna zeggen: met
meer rondborstigheid--het standpunt innemen waarvan zy de heidensche
priesters verdreven. De uitsluitende eigenaardigheid van hun werkkring
en bevoegdheid, de kracht van hun invloed bovenal, stempelen die
heeren inderdaad tot _specialiteiten_, tot meer dan
|