brachte met _zaakkennis_ te
beoordeelen, maar voert ons tevens op tot de zedelyke hoogte die 'n
kritikus behoort intenemen om z'n woorden ingang te verschaffen, en
zelfs om hem die woorden in den mond te leggen. Hy moet in-staat zyn
den beoordeelde te doen _gevoelen_ dat-i zich niet ophoudt ... met
"praatjes". Wie deze aan de pleitzaal ontleende uitdrukking niet fraai
vindt kan gelyk hebben. Hy mag ze vervangen door de stelling dat de
leek die specialiteiten beoordeelt, zorgen moet blyk te geven dat
hyzelf met eerlyke inspanning zich trachtte te maken tot 'n
_specialiteit in begrip_.
* * * * *
Nogeens terug naar de vraag of 't wel beoordeelen van zekere
specialiteiten misschien de krachten van den oningewyde zou kunnen te
boven gaan? Oningewyd? In wat? In de eenvoudigste regels van 't gezond
verstand toch niet? Indien de specialist dit veronderstelt, is hyzelf
in de eerste plaats te beklagen, daar-i dan z'n gaven slechts ten-bate
van onwaardigen gebruiken kan, waaruit voortvloeien zou dat de hem
toegekende waarde in omgekeerde rede tot z'n verdiensten staat. Er
ware dan aanleiding tot iets als de volgende redeneering: "X, als
schilder, bijv. arbeidt voor 'n publiek dat geen verstand van de
schilderkunst heeft. Dat publiek vindt smaak in zyn werk, en vereert
hem als specialiteit in 't vervaardigen van schoone stukken. Daar na
de lof die X inoogst, hem wordt toegekend door onkundigen, heeft ze of
geen waarde, of ze bewyst dat X 'n slecht schilder is. "Zoo zonderling
mag en zal X niet redeneeren, en hy behoort alzoo afstand te doen van
't uitvluchtje dat leeken onbevoegd zyn tot het beoordeelen van zyn
werk. In dit byzonder geval zou zelfs de eisch van _gegrondheid_ in
die oordeelvellingen niet meer te-pas komen, daar de kunstenaar om
niet omtekomen van gebrek, volgens sommigen wel verplicht is z'n
arbeid naar den smaak van dit goed of verkeerd oordeelend publiek
interichten. In-hoe-ver dit waar, wenschelyk, geoorloofd of ...
_mogelyk_ is, laat ik nu daar. Het behoort niet tot m'n onderwerp.
Is de leek _omdat hy leek is_ onbevoegd om aanmerkingen te maken op
zaken die onder 't begrip vallen van elken welgeschapen mensengeest?
Ten wiens behoeve ontsteken dan professers en specialiteiten hun
licht? Moet men juist lantaarnopsteker zyn om 't recht te hebben over
duisternis te klagen? Is er 'n aanstelling tot kok noodig voor men
weigeren mag aangebrande of uitgekookte spys welsmakend en voed
|