gerymdheden in _wezen, vorm_ en _incidenten_
van onze rechtspleging, oprecht of moedig genoeg was om z'n oordeel
uittespreken, zou 't met dat bespottelyk toejuichen van "knappe
advokaten" en den "eerbied voor 't geslagen vonnis" spoedig gedaan
zyn. By misbruiken als de hier gelaakte, hebben de vakmannen altyd 'n
trouwe bondgenoot in het verstandelyk en zedelyk minst-ontwikkeld
gedeelte van de menigte, een kategorie waartoe zyzelf dan ook
--grootendeels juist _ten-gevolge_ van hun akademische leiding
--gewoonlyk behooren. Als om de maat van ongerymdheid voltemeten
--schoon de zaak zeer makkelyk te verklaren is--ziet men dagelyks
dezelfde rechters die de onbeschaamdste zottepraat geduldig aanhoorden,
in de _beslissing_ der zaak blyk geven dat ze op de aangevoerde
verdedigingsgronden bitter weinig acht hebben geslagen, of zelfs dat
die "gronden" 'n geheel anderen indruk maakten dan de beschuldigde zeker
recht had te verwachten. De Fransche advokaat LACHAUD draagt den bynaam
van _grand sauveur_, en juist hierom kan men den ongelukkige die hem tot
"verdediger" kiest, reeds voor 't vonnis als veroordeeld beschouwen.
Wie meent hem noodig te hebben, verklaart zich ryp voor 't schavot.
Het is immers nu eenmaal van algemeene bekendheid dat die niemand-
reddende redder de specialiteit van ongerymde stellingen beoefent, en
dat 'n certifikaat van onschuld uit _zyn_ mond, vrywel gelyk staat met
'n bekentenis van moord en doodslag. Ook waar dat bekennen niet meer
noodig is, blyft altyd de naam LACHAUD 'n wichtig nummer op 't lystje
van verzwarende omstandigheden. Het hem door de publieke opinie
toegeschreven talent--hoofdzakelyk alweer bestaande in onbeschaamdheid
--_benadeelt_ z'n beschermelingen, en komt dus in den grond, gelyk alle
schelmery, op _onbekwaamheid_ neer. Wie dit betwyfelt, vrage zich af wat
dan de invloed is dien de kwasi-handigheid en spitsvindige kunstjes van
'n beroemde pleiter op de rechtbank uitoefenen? Voor de waardigheid der
rechterlyke macht is de minst-leelyke veronderstelling dat die invloed ...
geen invloed is. Een rechter die zich liet ompraten door 'n advokaat--van
'n saamgeraapte _jury_ spreek ik nu niet--zou by z'n kollegaas-zelf
doorgaan voor 'n dwaas, en in deze opmerking ligt het doodvonnis van
'n groot deel der advokatery.
Voor eenige jaren durfden de advokaten van JUT en z'n vrouw, in lange
redevoeringen betoogen dat de rechters hun beminnelyke klienten moeten
vry spreken, d.i. men behoorde die moo
|