en, omdat het _non satyram facere_ hier
onmogelyk is?
Op bladzy 96 (hfdst. MVII, n. v.d. tr.) werd over 't zoogenaamd wel-
spreken van die heeren reeds iets gezegd, ik mag dit alzoo nu
voorby-gaan, vooral daar ik thans niet zoozeer de preek-en pleit-
specialiteit bedoel, als wel _juristery_. De mannen van parket en
balie meenen aan de eer van hun "vak" schuldig te zyn, de van-buiten
geleerde _Rechten_ boven het RECHT te stellen. Het eenvoudig-ware is
hun niet mooi genoeg zoolang het 'n deftig precedent ontbeert, of niet
gestaafd wordt door zoogenaamde _rechtsprincipes_. Indien we dit
laatste woord mochten opvatten in letterlyke beteekenis, zou de zaak
gezond wezen. Maar, o hemel, zoo bedoelt het niet de geschoolde jurist!
Waarheid is hem niet wat inderdaad _is_, maar wat overeenkomt met de
uitspraak van dezen of genen voorganger. Gelyk D.V. & T.W. op 'n Zweed,
wacht de rechtsman op 'n CAJUS, op 'n GROTIUS, op 'n DIEPHUIS, op 'n
I.D. MEYER, of 'n ander van die soort voor-i zich verstout een opinie
te hebben. Hij vraagt niet zoozeer wat er _geschiedde_, als wat er door
dezen of genen _gezegd_ en _geschreven_ is over iets dat op het gebeurde
gelykt. _Feiten_ zijn hem byzaak, 'n _woord_ is hem alles. _Akten_ gaan
voor _aktie_. En waar hy zich niet op personen beroepen kan, klemt hij
zich aan 't behoudsplankje van 'n "_regel in rechten_." Wees verzekerd
dat er op die _rechten_ en op dien _regel_ gewoonlyk iets volgt dat niet
regelrecht en dikwyls nogal heel krom is. Want--en hier komen we terug
op de klacht in 't eerste hoofdstuk--zoo'n regel waarmee door de rechts-
specialiteiten geschermd wordt, is veelal 'n _dicton_, 'n _scie_, 'n
_fiktie_, 'n juridische _deun_, 'n "_formule die onder valsch voorgeven
van overbodigheid der redeneering, de aandacht van onjuist redeneeren
moet afleiden_."
De meeste rechtsregels zyn stellingen, die gemakshalve als waar worden
aangenomen, maar die voor den denker bewys noodig hebben. Deze neemt
ze dan ook gewoonlijk niet aan, voor er wel en deugdelyk bleek dat het
aangevoerd _dicton_, ten-eerste: _op-zichzelf beschouwd_ aannemelyk
is, en ten-tweede: _dat het van volle toepassing geacht kan worden op
de behandelde zaak_. Dit laatste is zelden 't geval, omdat het verschil
der omstandigheden oneindig, en ons uitdrukkingsvermogen beperkt is.
Maar de rechts-specialiteit is zoo keurig niet. Z'n "vak" noopt hem tot
eerbied voor klanken die door gewoonte worden verheven tot afgoodjes,
en dezelfde
|