emeend
_mea culpae_. In m'n _Divagatien over zeker soort van Liberalismus_ nam
ik de vrijheid heel ongepast uittevaren tegen de kleingeestige
schoolmeestery die onze letterkunde beheerscht, of liever: _die in ons
land zoo onbeschaamd de plaats der letterkunde inneemt_. Onder andere
voorbeelden wees ik op 't woord _schildwacht_ dat in myn jeugd
vrouwelyk wezen moest. "Of dit nog zoo is, schreef ik er by, weet ik
niet". Welnu, bladerende in D.V. & T.W.'s handleiding ter
letterkundige zaligheid, ontwaar ik dat die zotterny wel degelyk met
wortel en tak is uitgeroeid. Die twee letter-doktoren hebben den
schildwacht hersteld in z'n mannelyke eer, en vergunnen _hem_
tegenwoordig allervrindelyks _zyn_ geweer op _zyn_ schouder te dragen.
Wie den moed heeft zulke nieuwigheden intevoeren, mag waarlyk niet
beschuldigd worden van gebrek aan geestkracht. Toch zullen sommigen
beweren dat er zoo'n hooge maat van genie niet noodig is, om intezien
dat er verschil bestaat tusschen 'n _persoon_ die zich loopt te
vervelen voor 'n schilderhuis, en de hem opgedragen _funktie_ om
_heraus_ te roepen als er 'n kolonel komt aanryden. Het onderscheid
tusschen een onstoffelyk begrip en 'n man van vleesch en been, is
nogal te vatten, en daarom ligt dan ook de verdienste die ik roem,
niet zoozeer in dat vatten als in den moed van 't verkondigen. De
geschiedenis meldt niet of de dappere apostelen van des schildwachts
viriliteit door 'tafgodendienend Volk zyn verscheurd of verbrand
geworden. We willen daarvan 't beste hopen. Bloed en brandstapels zyn
wel 't zaad der taalkunde, maar ... er is hooger eer te behalen in 't
strydperk der welschryvery. Een onbesuisd omwerpen van de afgoden der
menigte moog getuigen van oprechtheid en overtuiging, de gematigd-
welmeenende boodschapper van 't ware nieuwe is niet afkeerig van eenig
beleid, en zoekt middelen om zoolang mogelyk onverscheurd en onverbrand
te blyven. Evenals PAULUS, die te Athene zich meester maakte van den
"onbekenden God" om dat nevelachtig spook heel handig te vereenzelvigen
met den zynen, hebben de heeren D.V. & T.W. voor ze hun hermafrodiet
bekleedden met den mannelyken toga, omgezien naar 'n bondgenoot. En waar
denkt ge dat ze dien vonden, lezer? Eilieve, raad niet, ge zoudt uwe
scherpzinnigheid vruchteloos op de proef stellen. Met bescheidenheid
meenen zy te mogen aandringen op de mannelykheid des schildwachts:
"_omdat men in andere talen, bijv. in het Zweedsch, ons hierin is
voorgegaan_."
|