te vinden.
"Om nu," hernam mijn oom, zich rechtstreeks tot mij wendende, "den
volzin te lezen, dien gij geschreven hebt en ik niet ken, zal het
genoeg zijn om achtereenvolgens de eerste letter van ieder woord te
nemen, dan de tweede, dan de derde, enz."
En tot zijne groote verwondering, maar vooral tot de mijne, las
mijn oom:
"Ik bemin u innig, lieve Graeuben!"
"Ei!" riep de professor.
Ja, zonder er om te denken had ik, als een verliefde lomperd dien
gevaarlijken volzin geschreven!
"Zoo, zoo! bemint gij Graeuben!" hernam mijn oom op den echten toon
van een voogd.
"Ja.... Neen...." stamelde ik.
"Zoo, zoo! bemint gij Graeuben!" herhaalde hij werktuiglijk. "Welnu, wij
zullen deze handelwijze op het voor ons liggende document toepassen."
Weder in zijne alles overheerschende beschouwing verdiept, vergat mijn
oom reeds mijne onvoorzichtige woorden. Ik zeg onvoorzichtige, want
het hoofd van den geleerde kon geene zaken van het hart begrijpen. Maar
gelukkig won het de groote zaak van het document.
Op dat oogenblik, dat de voornaamste proef zou gedaan worden,
schoten de oogen van professor Lidenbrock bliksemstralen door
zijn bril; zijne vingers beefden, toen hij het oude perkament
weder opnam; hij was diep ontroerd. Eindelijk hoestte hij hevig,
en met eene ernstige stem achtereenvolgens de eerste, daarna de
tweede letter van ieder woord noemende, gaf hij mij de volgende
reeks op: mmessunkaSenrA. icefdoK.segnittamurtnecertserrette,
rotaivsadua, ednecsedsadnelacartniiiluJsiratrac Sarbmutabiledmek
meretarcsilucoYsleffenSnI.
Toen ik gereed was, was ik waarlijk aangedaan; deze letters, een
voor een opgenoemd, hadden geen zin opgeleverd; ik verwachtte dus,
dat de professor een sierlijken latijnschen volzin statig van zijne
lippen zou laten vloeien.
Maar wie had zoo iets kunnen denken! Een hevige vuistslag deed de tafel
dreunen. De inkt spatte uit den koker, de pen viel uit mijne hand.
"Dat is het niet," riep mijn oom, "dat heeft geen gezonden zin!"
Vervolgens het vertrek met bliksemsnelheid doorvliegende en de trap
als eene lawine afstormende, snelde hij de Koningstraat in en was in
een oogenblik uit het oog verdwenen.
HOOFDSTUK IV
Vrees voor het raadselachtige werk.--Waar is oom?--Moeilijkheden
der ontcijfering.--De sleutel gevonden.
"Is hij weg?" riep Martha, die kwam aanloopen op het geraas van de
huisdeur, die zoo hard was toegetrokken, dat het geheele huis er
va
|