k in de ijslandsche taal, die prachtige, rijke
maar tevens eenvoudige taal, die de meest verschillende spraakkunstige
verbindingen en talrijke vormveranderingen der woorden toelaat."
"Even als het duitsch," bracht ik vrij gelukkig in het midden.
"Ja," antwoordde mijn oom, de schouders ophalende; "maar met dit
onderscheid, dat de ijslandsche taal de drie geslachten heeft, even
als het grieksch en de eigennamen verbuigt als het latijn."
"Zoo!" zeide ik een weinig in mijne onverschilligheid geschokt,
"en is de druk van dit boek fraai?"
"Druk! wie spreekt er van druk, ongelukkige Axel? Druk! Houdt gij
dit dan voor een gedrukt boek? Neen, domoor! het is een handschrift
en wel een runisch handschrift!..."
"Een runisch?"
"Ja! Zoudt gij misschien willen, dat ik u eene verklaring van dat
woord gaf?"
"Daar zal ik wel op passen," antwoordde ik op den toon van iemand,
wiens eigenliefde gekwetst is.
Maar mijn oom draafde door en onderrichte mij tegen mijn zin in zaken,
die ik niet verlangde te weten.
"De runen," hernam hij, "waren schrijfletters, die vroeger op
IJsland in gebruik waren, en volgens de overlevering had Odin zelf
ze uitgevonden. Goddelooze! bezie en bewonder dan toch die teekens,
welke uit het brein van een god zijn voortgekomen!"
Niet wetende wat te antwoorden, was ik waarlijk op het punt om neder
te knielen, eene soort van antwoord, dat den goden even zeer moet
bevallen als den koningen, omdat het het voordeel heeft van hen nooit
in verlegenheid te brengen, toen een toeval den loop van het gesprek
eene andere wending gaf.
Het was de verschijning van een smerig perkament, dat uit het boek
gleed en op den grond viel.
Mijn oom viel met eene onbegrijpelijke gretigheid op die vod aan. Het
kon niet missen of een oud document, misschien sedert onheugelijke
tijden in een oud boek gesloten, moest hooge waarde in zijn oog hebben.
"Wat is dat?" riep hij uit.
En tegelijk ontvouwde hij zorgvuldig op zijne tafel een stuk perkament,
10 duim lang en 6 duim breed, waarop in dwarse lijnen onverklaarbare
teekens stonden.
Wij voegen een nauwkeurig fac-simile er van hiernevens.
[AFBEELDING]
Ik stel er prijs op om die zonderlinge teekens te doen kennen, want
door hen werden professor Lidenbrock en zijn neef aangezet om den
vreemdsten tocht der negentiende eeuw te ondernemen.
De professor beschouwde eenige oogenblikken deze rij letters;
vervolgens zeide hij zijn bril afnemende:
"Het is runis
|