r, dat ook in Vlaanderenland die wondere linden weer hebben
gebloeid; dat de Moeder, die de blijmoedigheid was, de Moeder, die de
lieftallige eenvoud, het hart, de ziel en de liefde was; die oude
Literatuur die onze harten kende, ons minnelijk berispte en schalk
belachte en gelukkig maakte als nauwelijks een ander, herrezen is ...
Wees wijs als die onnoozele en open de deuren van uw huis en uw gemoed,
om Haar in wijding en hooge vreugde te ontvangen.
Nov. 1912.
* * * * *
[p.34] R. VAN GENDEREN STORT: IDEALEN EN IRONIEEN
--Ziedaar, dacht ik na lezing van Een Roman, het tweede stukje van dezen
bundel, daar heb je nou het echte type van den beginneling-artist, den
man, die zijn Werkplannen, zijn "notities" betreffende een gevalletje,
gefantaseerd of hem ter oore gekomen, goedig en wel en geheel argeloos,
als geacheveerd, af-gebeeld werk laat drukken. Geheel argeloos, zeker,
want wie anders dan zulk een allerliefst-onschuldige zou met het lapje
lokkerig vleesch van dezen titel in de hand de buldoggen der critiek,
die hem anders, een weinig grommend wellicht, zouden zijn
voorbijgeloopen, als tot den aanval noodigen?! Idealen En ...
Ironieen!... Als dit geen argeloosheid is, is 't dan bravoure?... Maar
neen toch, zelfs de groote Griek was met een Achilleshiel tevreden en de
heer Van Genderen zou zich, wellicht ten believe der nieuwste
chirurgische mode, eenige hebben laten aanenten?! ... Trouwens, die
argeloosheid past zoo wel bij dat artistiek-dilettantische van vlak
naast het levensechte, in de levensnamaak te buitelen, gelijk den
schrijver in dat stukje Een Roman gebeurd is....--Toen ik dit alles
afgefilosofeerd en bij het lezen van Het Bedrog gemeesmuild had: "U
maakt 't u makkelijk, m'n waarde Heer, met uw bedrogen echtgenoot te
laten wegloopen"; Zomer een fraai fantasietje had bevonden (alleen dat
van die "panische communie, waarin zij het teloorgaan in den oerschoot
des levens mystisch beleefden" ... wel te weten: dit alles gezeid van
een griekschigen heer en dame die 'n bain mixte nemen ... hoor 'ns even,
dat kunnen ze in die kunstenaars-[p.35] en high-life-kringen een
panische communie enz. noemen, maar ik ben maar een burgerman ...) toen
ik dit alles dus had afgedaan, zeg ik, geraakte ik tot Het Vest.... En
nu wou ik er wel een lief ding voor geven, als ik den lezer overtuigen
kon, dat 't me niet om 't maken van 'n flauwe scherts te doen is, neen,
werkelijk, ik heb 't me
|