ook door de niet-Joodsche
Hebraici wordt gebruikt? En de Ajin waarvan toch niemand meer de juiste
uitspraak kent, inplaats van door ng, door een ' willen aanduiden?
Hoeveel welluidender is Ja'akob Jisraeel, met die fijne
Spaansch-Joodsche e aan het eind, dan Jangakauf Jisroijl.
[17] Ook Is. Querido in een Letterkundige Kroniek, Algem. Handelsbl. van
16 Dec. '15.
[18] De Gids, 1913, IV, blz. 476--77. En Over Literatuur, eerste bundel,
blz. 104--106.
[19] De Gids, 1913, IV, blz. 486. En Over Literatuur, eerste bundel,
blz. 115--116.
* * * * *
[p.30] MAURITS SABBE: DE NOOD DER BARISEELE'S
Na dat niet minder kluchtige dan lieflijke, van vogelgefluit,
bloemenkleuren en goeielijk-hartig lachen doorvonkte en doorschalde
werkje De Filosoof van 't Sashuis, dat boekje met precies het tikje
bewust zoo gearrangeerd zijn; met juist dat weinigje als houterige
abruptheid in het bewegen der oolijke figuren, dat ook aan de lustige
Jan Klaassen's der Poesjenelle-kelders herinnert; en ook dat
fijn-geurige snuifje van, ik zou zeggen: archaische, naiveteit, als
genoeg was, om mij hevig en in een uiterst verheugende openbaring, de
verwantschap van dezen auteur met de groote Spanjaarden--vooral Hurtado
de Mendoza, den beinvloeder van Brederoo!--te doen voelen; na dit
werkje, dat je lekkertjes glunderen om eigen welgedaanheid ziet, terwijl
je voelt 't dit al even weinig kwalijk te kunnen nemen als aan zekere,
uiterst sympathieke, door geestelijke en lijflijke gezondheid altijd
opgeruimde menschen, gaf Sabbe Een Mei van Vroomheid. En dit beteekende
al dadelijk een enormen vooruitgang, want was er in het eerste boek veel
amusant gekakel en gedoe--om met ons beeld in de landelijk-steedsche
sfeer der beide werken te blijven--van kleurige kippetjes te hooren en
te zien, met daarnaast, hooger, op 'n boomstam, die oolijke spotlijster
van 'n Sasmeester en dat zoete duifje van 'n Mietje, ook in het tweede
ontbraken in Bazinne Lowijcks en oude Free, het zeer vraatzuchtige
haantje en hennetje niet, maar: te avond--en welk een plechtig-droeve
avond was dat, na zoo korten dag van jeugd!--zongen daar die van God
gezegende nachtegalen, jonge Free en lieflijke Bethye, hun mystieke
lied, [p.31] waarlijk "fulpen tonen als uit edel metaal geblazen",
zoodat dit werkje niet alleen voortreffelijk was door de prachtige
uitbeelding van twee zoo verschillende levenshoudingen als de
egoistisch-materialistische en d
|