e gedachte van eenheid. De dagen, die
kwamen, zouden de Skandinaviers tot broeders maken, gelijk Hakon
Hakonsson Noorwegen tot een volk had gemaakt. Die gedachte was toen zoo
nieuw als de andere thans, en thans kon men de ongeloovigen op de dagen
van Hakon wijzen, gelijk Hakon Skule wijst op de dagen van Harald
Harfagri. Het nieuwe broederschap was in feestelijke samenkomsten
beklonken. Reeds naderde de dag, waarop het op de proef zou worden
gesteld, Pruisen maakte zich gereed, om Denemarken te overweldigen.
Welke houding zou Noorwegen aannemen? Ibsen verwacht, dat de daden, die
op de woorden moeten volgen, niet zullen uitblijven. Zijn oproep:
_Vaagner_ (wordt wakker), _Skandinaver_! getuigt er van.
En toch, niettegenstaande dit idealisme is niet Hakon, maar Skule de
interessantste figuur van het drama. Want _Kongsemnerne_ is niet alleen
een tijdgedicht--het is ook een psychologisch-philosophisch gedicht.
Skule is de twijfelaar en als zoodanig een beeld van eene zijde van den
dichter. Skule gevoelt eene roeping, en tegelijk twijfelt hij aan zijne
roeping; in den strijd met dien twijfel gaat hij ten gronde. Waar is
zijn schuld? De dichter plaatst een vraagteeken. Koning Hakon houdt over
hem de lijkrede: 'Skule was Gods stiefkind op aarde'. Dat wil wel
zeggen, dat God geen rekenschap van zijn daden geeft, en zoo doet het
denken aan de harde leer van den pottenbakker, die vaten tot oneer
noodig heeft. Daardoor is Skule een voorlooper van Keizer Juliaan, den
grooten twijfelaar, die uitverkoren schijnt te zijn, om door zijn
tegenstand het Christendom te prikkelen en tot overwinning te brengen,
en zelf daarbij onder te gaan.
Een tijdvak van negen jaren scheidt _Kongsemnerne_ van het geweldigste
van Ibsen's historische drama's: _Kejser og Galilaeer_. De romantische
droomen lagen achter den rug; de dichter heeft reeds met zijn volk
afgerekend; hij is gereed, om uit den vreemde, waar hij zich ophoudt, de
reeks moderne drama's (_nutidsdramer_) te openen, die aan de letterkunde
van een nieuw tijdvak haar karakter zal geven, als hij inhoudt[16], om
nog eenmaal zich in een historisch onderwerp te verdiepen en figuren uit
de oudheid in een dramatisch werk tot ons te laten spreken. Maar ditmaal
geldt het niet Noorwegen, maar de menschheid, en de strijd is niet die
van een hertog tegen een koning, maar van een keizer over het machtigste
wereldrijk tegen zijn bestemming. Er bestaat ongetwijfeld een nauwe
verwantschap tusschen hertog
|