t een aapje op den schouder, het volk het sacrament gaf,
met menigvuldige ontuchtige gebaren daarbij. Hij deed den paus de
handelwijze van Uilenspiegel kennen, en als de misse gedaan was,
kwamen vier groote pijkeniers zich meester maken van den pelgrim.
--Van welk geloove zijt gij? vroeg hem de paus.
--Van hetzelfde als mijne hospita, Zeer Heilige Vader, antwoordde
Uilenspiegel.
De paus ontbood de vrouwe.
--Wat gelooft gij? vroeg hij haar.
--Alles wat Uwe Heiligheid gelooft, antwoordde zij.
--En ik van 's gelijken, sprak Uilenspiegel.
De paus vroeg hem, waarom hij den rug naar het autaar gekeerd had.
--Ik voelde mij onweerdig het te aanschouwen, antwoordde Uilenspiegel
deemoedig.
--Zijt gij pelgrim? vroeg hem de paus.
--Ja, sprak hij, en 'k kom uit Vlaanderen om vergiffenis voor mijne
zonden te vragen.
De paus zegende hem en Uilenspiegel ging henen met de weerdin, die
hem honderd florijnen telde. Met de tassche gevuld, verliet hij Rome
om naar Vlaanderenland terug te keeren.
Maar zeven dukaten moest hij betalen voor het perkament, op hetwelk
zijne vergiffenis geschreven stond.
LIV.
Te dien tijde kwamen twee premonstratenzer broeders te Damme aflaten
verkoopen. Boven hunne monnikspij, droegen zij een schoon fijn hemde,
met kant bezet.
Aan de deur der kerke, bij helder weder, en onder 't portaal als het
regenachtig was, hingen zij hun tarief uit; daarin gaven zij voor zes
duiten, voor een oortje, voor een half pond parisis, voor zeven, voor
twaalf karolusgulden, honderd, tweehonderd, driehonderd, vierhonderd
jaar aflaat, en, al naarvolgens de prijzen, halven aflaat en vollen
aflaat en de vergiffenis voor de afschuwelijkste schelmstukken, ja
zelfs voor het koesteren van begeerten ten opzichte van de Heilige
Maagd. Maar dat kostte zeventien gulden.
Aan de klanten die betaalden, stelden zij kleine stukjes perkament
ter hand, op dewelke het cijfer van de jaren aflaat geschreven was. En
daaronder stond het opschrift:
Is er iemand die niet en wil zijn
Gebraeden ofte geroosterd fijn,
Bij duizend jaer in 't vaegevuer,
Of in de Helle voor allen duer,
Hij coope de aflaten maer
De gratien en de kwijtscheldingen te gaer
Voor ietswat geld ende goed:
God hem dan het loonen moet.
En er kwamen koopers van tien uren in 't ronde.
Een van de goede broeders preekte dikwijls voor het volk; hij had
roode kaken en een driedubbele kin.
|