t huis mijns vaders:--ik kwam op den Singel: in het
hoekhuis woonde nog dezelfde bakker, waar ik als knaap gewoon was
drieduitskorstjes te koopen, en de bakkerin zat nog op haar oude plaats
achter de toonbank: ik knikte haar goeden dag;--maar ik wachtte niet af,
of zij mij herkende: ik had den gevel van mijns vaders huis gezien: en
ik verdubbelde mijn tred. Eenige onzer buren zaten voor het raam: ik
groette hen met dien blijden blik, die te kennen geeft: "ja, ik ben het
wel; kijkt maar goed: het is Ferdinand, die te huis komt:"--ik snelde de
stoep op en het was mij, of mijn voetzolen minder luid op de blauwe
zerken klonken dan het hart mij in de borst bonsde: ik keek in de
zijkamer:--ja waarlijk! daar zat mijn moeder met mijn oudste zuster,
beiden op de gewone plaats:--het was mij, als werden mijn oogen
beneveld: en terwijl ik met de eene hand tegen het raam tikte, trok ik
met de andere aan de schel alsof het huis in brand stond.
Mijn goede moeder, die wat bijziende was, had mij niet herkend; en
Suzanna zat met den rug naar mij toe. Ik had haar wel zien oprijzen;
doch zij kwam niet aan het raam dan op hetzelfde oogenblik, waarin ik de
voordeur intrad. En het was geen nieuw aangezicht, het was wel degelijk
onze getrouwe Aagt de werkmeid, die voor mij; stond, en die onder den
uitroep: "wel is het mogelijk!" mij om den hals viel: "goeden morgen
Aagt!" zeide ik, haar omhelzing beantwoordende: "is alles wel?"
Maar zij dacht er niet aan om mij te antwoorden: zij had mij reeds weder
losgelaten, en riep nu, terwijl de tranen langs haar dorre wangen
liepen, met luider stemme: "Mevrouw! Juffrouw! daar is de jonge Heer
Ferdinand!"--En tegelijkertijd bijna vloog de deur der zijkamer open, en
drukte ik mijn lieve moeder en zuster aan het hart: en toen was het
_klos! klos! klos!--trip, trap, trip_ van alle zijden: en kwamen mijn
jonger broeders en zusters van boven en de overige dienstboden van
beneden de trappen af- en opgestormd: en het was een gedruisch, en een
gekus, en een gelach, en een geween en een gevraag, en een geroep door
elkaar, dat hooren en zien er bij vergingen. Eenige oogenblikken later
zat ik in de zijkamer naast mijn moeder, die mijn handen tusschen de
hare geklemd, en uit wier vriendelijke, hemelsblauwe oogen, nu en dan
een traan langs het zachte, engelachtige gelaat nedervloeide: terwijl al
haar overige kinderen in een blijden kring om ons heen stonden.
"Wij hadden u zoo spoedig niet verwacht, Ferdinand!" zei
|